Didia
35786
wp-singular,page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-35786,page-child,parent-pageid-15471,wp-theme-bridge,bridge-core-2.6.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-24.6,qode-theme-bridge,transparent_content,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-8.6.1,vc_responsive

Didia

 

19de dynastie

Didia was hogepriester van Ptah in Memphis onder Ramses II (19e dynastie).
Als zoon van Pahemnetjer volgde hij hem in deze functie op in het jaar 35 van Ramses II, gedurende ongeveer tien jaar.

Men vermoedt dat Didia de zoon is van Pahemnetjer, hogepriester van Ptah in Memphis, op basis van een stèle met verschillende figuren, waaronder Rahotep, die daarom zijn broer zou zijn.
Hoewel deze stèle de relaties tussen de figuren niet expliciet specificeert, is deze interpretatie gebaseerd op het feit dat de betreffende stèle een familiemonument lijkt te zijn.
Hoewel Rahotep zijn afstamming op andere monumenten vermeldt, bestaan ​​er tot op heden geen dergelijke monumenten voor Didia.

Didia

Dḏjȝ

Didia zou Hogepriester van Ptah zijn geworden, als opvolger van zijn vermoedelijke vader Pahemnetjer in de tweede helft van Ramses II’s regering.
Het feit dat er weinig documenten met Didia’s naam zijn gevonden, geeft ons slechts summiere informatie over zijn carrière in dienst van de Tempel van Ptah in Memphis.
Van zijn titels kennen we alleen die van Groothoofd der Ambachtslieden en Sem Priester, twee posities die direct verband hielden met zijn rang als eerste priester van de god Ptah.

Hoewel de exacte locatie van zijn graf verloren is gegaan, zijn de resten ervan waarschijnlijk te vinden in de necropolis Sakkara uit het Nieuwe Rijk.

Een aantal voorwerpen uit zijn graf zijn ongetwijfeld aangetroffen in de Egyptologische collecties die in de 19e eeuw werden aangelegd of op de antiekmarkt uit diezelfde periode.
In deze periode is ook een groot aantal stukken uit graven van andere hogepriesters van Ptah verschenen, die sindsdien bewaard zijn gebleven in diverse belangrijke Egyptologische collecties over de hele wereld.

Wat Didia betreft, werden twee van haar canopische vazen ​​verworven door de verzamelaar Jean-Baptiste de Bourguignon de Fabregoule, die ze schonk aan de stad Aix-en-Provence, waar ze worden tentoongesteld.
Deze twee albasten vazen ​​werden beschermd door de goden Hapi en Amset.

Een dubbele kohl- of rieten pennenkoker verscheen ook op de markt aan het einde van de 19e eeuw op de veiling van de collectie van Carl Heinrich Hoffmann.
Dit blauw geglazuurde terracotta object was ongetwijfeld een votief object, bedoeld om de hogepriester te vergezellen in zijn eeuwige leven.
Didia noemt zijn twee belangrijkste titels en wordt beschreven als ‘gewoon met de stem’, het equivalent van de uitdrukking overleden.