Sarcofaagteksten – Bezweringen 51 t/m 100
36478
wp-singular,page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-36478,wp-theme-bridge,bridge-core-2.6.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-24.6,qode-theme-bridge,transparent_content,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-8.6.1,vc_responsive

Sarcofaagteksten

 

 

Bezweringen 51 t/m 100

Klik op het Oog van Horus om een afbeelding te zien van de hiërogliefen,
die bij de desbetreffende bezwering horen.

51

 

Kreun voor de koning, want Geb heeft geen andere zoon, er is geen opvolger, want zijn broer heeft hem onrecht aangedaan en hij verkeert in voortdurende ellende in zijn handen.
Ontwaak tot leven, o N, want je bent niet gestorven!
Hef je hart op en zie de patriciërs, opdat je geprezen mag worden in de Twee Conclaven.
Verhef u van uw linkerzijde, ga op uw rechterzijde zitten en geniet van de briesjes van de rivieroever, eet brood met de levenden en reis in vrede naar het prachtige westen.
De westelijke woestijnen aanbidden u, verheugen zich u te ontmoeten en zeggen tegen u:
Welkom, o N, want u bent Heer van het westen!
Ik ben blij vanwege u dat u zo vrolijk bent.
Re verschijnt in het oosten van de hemel en hij ziet de schoonheid van uw schip, jubel is in zijn boeg en achtersteven en de goden die zich daarin bevinden, zijn in vreugde wanneer ze deze grote god zien, de zoon van Geb, die zijn moeder Noet baarde.
Ho N!! De leden van de Twee Conclaven in On zullen voor je knielen, de goden zullen naar je toe komen en zich met hun gezicht naar de aarde buigen uit angst voor jou in de armen van het Gelukkige Jaar, wanneer je verschijnt als Re, Heer van de Horizon.
Horus, zoon van Osiris, staat op, hij schept(?) de Sistrum-speler met gezag(?).
Je zult leven, o Heer van het Westen, jij zoon van Harakhti, Stier van zijn moeder Noet.
Ontwaak tot leven, want je bent niet gestorven!
Zie de patriciërs vroeg, want je bent verheven als heerser van de horizon, je zult leven ontvangen van Anubis, want je bent verheven in de Heilige Hut.
Begeef je naar mij, stijg op naar mij, blijf niet ver van mij, want Anubis is blij(?), Khnum is blij(?) daardoor(?).

 52

 

O jullie goden, kom met deze verwanten van mij, wees waakzaam met betrekking tot deze god die onbewust is, maak voor hem de tevredenheid(?) van Re, spreek zijn naam uit in de Grote Hal, zodat degenen die in het Volgen zijn, blij mogen zijn.
Oho! Oho! zeggen de blije en de bedroefde.
Zal ik mijn wapens, die op mij rusten, over deze god, de Heer der goden, leggen en gekreun en geschreeuw in de Grote Hal laten klinken vanwege deze Vernietiger die is binnengekomen?
Hij heeft tegen deze god opgetreden om de goden in de Zuivere Plaats bang te maken.
Ga weg, jij monster! Zie, de Zuivere Plaats wordt bewaakt.

  53

 

Ontwaak tot het leven; zie, de aarde is helder!
Nephthys heeft u begunstigd, u wordt dagelijks vernieuwd in de nacht, terwijl u bent met de Onvermoeibare Sterren, de goden die in de hemel zijn, die voor eeuwig en altijd als volgelingen van uw schip zijn aangesteld.
Anubis is daarmee tevreden(?), Khnum is daarmee tevreden(?).
De hemel is in licht(?), de aarde juicht en alle goden zijn blij wanneer N in vrede in het prachtige westen is verschenen.
Nephthys heeft u begunstigd en u zult uw huis van vreugde niet verliezen.
Helaas, mijn echtgenoot, zelfs mijn broer! Hij heerst in het dodenrijk en ik ben niet bij hem.
Ik geef bevelen(?) (de vrouwen) die in de Grote Hal zijn, die verdrietig zijn vanwege hun echtgenoten: Kom, laten we Osiris betreuren, want hij is ver van ons! Sta op, sta ’s ochtends op! Nu je een mummie bent, want je bent ver van je huis.
Nephthys heeft je begunstigd en je zult je huis van leven, van leven, niet verliezen.

 54

 

I k ben tevreden(?)1 in de hutten, ik roep het uit in [de Heilige Hut] vanwege deze god, de Heer der goden:
Sta vroeg op in de ochtend, want de edele verschijnt, de erfgenaam van de Twee Landen.
Daar is gegeven […] alles van, de tronen van Geb in […]. Oho!(?) […] volhardend in spraak(?).
Zie, je bent zielsgelijkender, effectiever en machtiger dan alle goden.
[Nephthys] heeft je begunstigd, en Anubis is tevreden(?), Khnum is tevreden(?) [daardoor(?)]. […] goden, de zon leidt ons, en luid is onze kreet:
Helaas, zal ik inderdaad alleen zijn?
Ik heb geen broer of zoon, geen [. . .] Osiris. O N, verhef uzelf tot leven, want u bent niet gestorven, ontvang het offer van de god(?) […] vernieuwd en verjongd […] goed zijn(?) de beschermers(?).
Verhef uw hart, aanschouw uw schoonheid, verschenen als Horus […] de Twee Dames van Pe en Dep […] westelijke […] ontmoeting met N, die verscheen als Heer van de Riem, de Heer van het Leven binnenin (…).
De goden van Pe zijn blij in de Suite [, .. Anubis is tevreden(?),]
Khnum is tevreden(?) daarmee(?)

1

Een zwaar beschadigde spreuk die grotendeels in slechts één tekst voorkomt, maar die door de Hnm-formule met Anubis en Khnum aan de voorgaande spreuken is gekoppeld.
De spreker is blijkbaar een ambtenaar aanwezig in de balsemcabine die de dode oproept tot ontwaken.

 55

 

Pijn in de hemel, gekreun in de onderwereld, omdat [. . .] ik [. . .] in de Nacht-bark, ik ben [opgeheven(?)] in de Dag-bark […] in de armen van Anubis in de Zuivere Plaats, ik heb de rebel in de honden van de bewaker( ?) geplaatst [… Anubis is tevreden(?), Khnum is tevreden(?)] daarmee(?).

 56

 

Deze inerte heeft zichzelf verheven en ik verheug me [wanneer ik ?] zie […] als iemand die in vrede wordt aanbeden in het prachtige Westen, omdat(?) ik mijn visie1 heb verhelderd.
Kom met je naar me toe […] zodat je Heer van het Westen zult zijn.
O N, sta op ten leven, want [je bent] niet [gestorven], zie […] [de hemel oversteken met Re, door de hemel reizen( ?)] met de god die uit zichzelf tot bestaan ​​is gekomen.
Anubis is tevreden(?), Khnum is daarmee tevreden(?).

1

Letterlijk: ‘Ik heb het gezicht geopend’.

 57

 

[…] Tot ziens… gezondheid en uithoudingsvermogen van het spreken(?). O mijn heer, ik klaag over u met gekreun, want er is niemand(?) […] na u […] als(?) iemand die de hemel doorkruist.
Oho! U bent Horus, Heer van Alles, zie, u… gezondheid [. . . ] zie, u… gezondheid.

 58

 

O mijn heer, [sta op] ten leven, zie, de aarde is helder […] zie […].

 59

 

[…] De Grote Zaal […] in de duisternis […].

 60

 

De god verschijnt in zijn heiligdom, hij hoort het slaan op twee gongs, ‘bescherming wordt voor hem geboden onder de goden, onder de Kinderen van Horus, Beschermer van zijn Vader.
Geb is daar als jouw (sic) bescherming, want hij is je vader bij wie je geboren bent.
De armen van Nut, die je baarde, omringen je, zodat je schoonheid kan worden opgeheven, (zelfs) je levende ziel die in Djedet is.
De kwaadwilligen worden voor jou afgeweerd, Seth is bang wanneer hij je ziet, hij geeft zijn strijd op aarde op, want de angst voor hem is op zijn eigen lichaam gevallen.
O, jullie die mooi van gezicht zijn, die onder de goden zijn, (zelfs) Ptah-Sokar in de boog van je boot, hun armen dragen het zegel van de god.
Bastet, de dochter van Atum, de eerstgeboren dochter van de Heer van Allen, zij is je bescherming tot de dag aanbreekt, totdat je afdaalt naar het rijk van de doden.
Het Oog van Horus werpt een blik op je, het gaat met je mee naar het rijk van de doden.
Moge je in hun harten leven, (zelfs van) degenen die in het voetspoor van je broer Seth zijn.
Wat werd er gezegd tegen Hem die in zijn heiligdom is!
Re zelf is de Heer van Alles, hij zorgt ervoor dat de goden hem volgen wanneer de schors reist, rechtdoor gesleept.
Wanneer de god afdaalt naar het dodenrijk, is hij gelukkig, want Horus is koning, die voor hem als ‘liefhebbende zoon’ heeft gehandeld.
De rebel is stil wanneer hij ziet dat jij, de sem-priester, (die ook) lector! en balsemer is, een van jullie bent, vijanden overwint.
De voedster van de Zielen van On heeft de Heer van Allen voorzien van voedsel, Anubis, die de Heilige Hut voorzit, biedt de lector bij zonsopgang een maaltijd aan, de dag schijnt en de god is ver van de Grote Hal.
Jouw Grote Hal bevindt zich in de tempels en is wat Re voor jouw bescherming heeft gemaakt, zodat jij er bij zonsopgang kunt zijn.
De horizon is afgesloten, de pilaren! zijn gebroken(?), (zelfs) dat wat de bescherming van Osiris was, de pilaren zijn…, de balken zijn de armen van Nüt wanneer zij over Osiris waakt, het gordijn is de mantel van Ptah die Tayt zelf heeft geweven.
Moge de dag opkomen in het oosten van de hemel, moge hij daar over je borst schijnen, de nacht behoort je toe en de dag is van jou, o Osiris. O Horus, Heer van het Leven, vaar stroomafwaarts en stroomopwaarts van ‘Andjety, inspecteer degenen die in Djedu zijn, ga naar Rostau en verhelder het zicht van degenen die zich in de Onderwereld bevinden.
Vaar stroomopwaarts ervan?
Naar Abydos, de oerplaats van de Heer van Alles.

 61

 

Elke god aan de monding van zijn meer begeeft zich op het water van jouw boot, dat Orion optilt, jouw achterste delen zijn in de …, Noet legt haar handen op je, je zit op de mat van Osiris en Re maakt je zetels preëminent.
Je wordt gereinigd in het Meer van Koud Water, Anubis brandt wierook voor je, je opent de ramen naar de Enneade, je ziet de mysteries die erin verborgen liggen, je schittert in de pluimen van Sopd, je hebt de kronen van Horus aangenomen, de Witte Kroon wordt voor je vastgezet op het podium, net zoals Re dat voor Horus deed bij zijn kroning.
Mannen dienen u als Horus, leider van de Twee Landen, de valkenheiligdommen worden voor u geopend en de jonge goden spreken tot u, er wordt tegen u gezegd:
‘Welkom in de tempels!’ door de Groten van On, u bent gekleed in het zuivere gewaad van Ptah, in de mantel van Hathor.
Ruim is uw zetel in de Bark als u in het Schip van God zit en u harpoeneert het nijlpaard in de Kronkelende Waterweg, waarbij elke god uw harpoenier is.
De oude vrouwen van Cusae die in het gevolg van Hathor zijn, verheerlijken u, er wordt u een kist met natron gebracht door de priester die maandelijks dienst heeft.
Re is zijn naam, Horus is zijn gedaante, kronen zijn gezet met zijn titel, Shu en Tefenet, de goden die de Oerwezens schiepen, verheerlijken u.
De ziel van de Grote verheugt zich u te ontmoeten wanneer(?) u Horus van Shedet aait(?).
U zit op de mat(?) van turkoois aan de boeg van de Schors van Re.
Uw opkomst is als de opkomst van Re, u schittert als Hathor, Osiris verlangt u te zien in uw opkomsten van de zuilenhal, wanneer de zilveren blokken voor u worden gesleept naar de sokkels van turkoois, Hathor, Vrouwe van Byblos, maakt de stuurknuppel van uw schors.
De sterren ontsteken een licht voor u, de tweelingkinderen van Noet verheerlijken u, Geb en Noet verheerlijken u, zelfs de goden die het volk omvatten(?). Mag ik u het sn-brood eten dat voortkwam uit Khem, het zuivere brood dat voortkwam uit On.
Moge u de schaal met melk drinken die op de dag van het zesde-dagfeest uit het altaar kwam, moge er tegen u gezegd worden:
‘Welkom!’ in de Brede Hal door de Groten van de tempel, mogen de steunen van de hemel voor u onthuld worden, moge u de mysteries die erin verborgen liggen zien, moge ik uw benen over de steunen van de hemel strekken.
Een zoete bries in uw neus! Orion zegt tegen de Grote Beer:
‘Neem uit uw meer wat ik uit mijn meer neem, zodat we een plaats voor N kunnen bereiden’.
Ga op een Dt-kleed staan, een zesvoudig geweven doek op uw schouder, en geef de kraanvogel toegang tot de hemel.

 62

 

Gegroet, mijn vader Osiris, zie, ik ben gekomen.
Ik ben Horus die, met Ptah, je mond openspleet, ik maak je geestachtig in gezelschap van Thoth, ik leg je hart in je lichaam voor je, zodat je je kunt herinneren wat je vergeten bent.
Ik laat je brood eten naar je wens, naast wat voor jou op aarde bestemd was, ik geef je je voeten zodat je kunt lopen en je sandalen zich kunnen haasten.
Ik laat je een zending doen in gezelschap van de zuidenwind en rennen met de noordenwind.
Je kruist om het gezicht te zien van hem die je in een oogwenk verhaast en Ik laat je vorm aannemen met de Dwyt-vogel.
Ik laat je de Waterweg van de Hemelvensters oversteken, het meer oversteken en de zee doorkruisen met je voetzool alsof je op het land handelt, je beheerst de stromen met de reiger en er is niemand die je tegenwerkt in het Watergebied.
Ik laat je als stuurman optreden met een peilstok van 40 el, van geplant hout! van ceder van Byblos, staand in de Schors van Re.
Je bent het ^n-rHyt-water overgestoken, je bent gerechtvaardigd op de Dag des Oordeels in het tribunaal van de Heer van het Lijden(?).
Hij die de aarde omhakte, is voor jou weggenomen, de rebel die ’s nachts rondzwierf, de dief van het gazon, die duisternis in aantocht maakte, de Grote Plunderaar(?)! van de afhankelijken van het Huis van Isis.
Moge u met Re door de woestijnen trekken, moge hij u de plaatsen laten zien van hen die hun verlangens volgen, moge u de valleien vol water vinden voor uw wasbeurten in uw koele water, moge u papyrusplanten, biezen, lotussen en lotusknoppen plukken.
Er zullen duizenden watervogels op uw pad komen liggen, u werpt uw ​​werpstok naar hen en het betekent dat er duizenden neervallen op het geluid van de wind, namelijk r-ganzen, groene frontganzen, vrp-ganzen en de mannetjes van st-ganzen.
Er zullen jonge gazellen, korthoorns en witte stieren voor u worden gebracht, er zullen mannetjes (?) steenbokken en gemeste rammen van het Barbarijse schaap voor u worden gebracht.
Er zal een ladder naar de hemel voor u worden gemaakt en Noet zal haar handen naar u uitstrekken, u zult varen op de Kronkelende Waterweg en zeilen in de achtsloep.
Deze twee bemanningen van de Onvergankelijke Sterren en de Onvermoeibare Sterren zullen u navigeren, zij zullen u loodsen en slepen over het Waterdistrict met ijzeren touwen.

 63

 

Hier komt de Grote Plunderaar(?), bescherm jezelf, bescherm jezelf, ga naar beneden naar …, zwaai met de handen.
Word in elkaar gezet, word in elkaar gezet, o jij die in elkaar gezet moet worden(?)
Je ledematen worden losgelaten, je honden worden losgelaten zoals Seth die in @nt is.
Isis heeft je geroepen, Nephthys heeft je geroepen, de geesten worden aan je gegeven, ze komen buigend naar je toe.
Ga het huis van je ziel openen.
Als je ze aantreft terwijl ze spelen, zul je tussen hen gaan zitten.
Als je de goden zittend aantreft, zul je bij hen gaan zitten.
Ontvang deze scepter van jou, die aan de voeten van Re ligt en je staf die aan de voeten van de Morgenster ligt, je zult opstijgen naar de hemel tussen de sterren die niet vergaan, je zult slaan met de scepter en regeren met de staf.

 64

 

Water geven aan een geest.
Dit is jouw koude water, o mijn vader! Dit is jouw koude water, o Osiris!
Kom naar je zoon, kom naar Horus; zie, ik breng het je, zodat je hart erdoor verblijd kan worden, ik breng je het Oog van Horus, zodat je hart erdoor verblijd kan worden.
Wat je ook betreedt onder jouw sandalen, ik zal je gids zijn en ik zal je water geven op het wAg-feest en het feest van Thoth.

 65

 

Plaats water en brood in een echte […]
Ik haal je, mijn vader, ik haal je, ik, mijn vader, ga naar de Heuvels van Pe, doorkruis de Heuvels van Nekhen.
O mijn vader, Horus is uw schrijver, Seth is uw …  en uw beide handen zijn op uw bezittingen.
Stijg op naar de hemel en geef hun niets, maar beweeg u voort.
Horus gaat op zoek naar zijn vader Osiris.
Ho N! Je dragers gaan, je koeriers die op aarde zijn, rennen, ze vertellen Re, wiens hand in het oosten is geheven, dat je bent opgestegen als een god, je bent gegaan als een god, je bent afgedaald als een god, gewikkeld! in jouw naam Sopd, Anubis, Wepwawet en de Ogenloze zijn degenen die je erg blij maken.
Je hebt hem bij je kalveren geplaatst en hij is het die ze voor je op aarde bewaakt.
Je voorpootoffer is in de Thinite-nome, je achterpootoffer is in Zety-land.
Je ziel is achter je, je kracht! is voor je, geplaatst op je hoofd en ik ben je erfgenaam, ik ben je overlevende.

 66

 

Verheerlijkingen aanbieden.
O N, wees groot, wees machtig! Ga naar de Grote Trap, reis naar de Grote Stad, want de aardgoden kunnen je niet tegenhouden.
O muren van Shu, bevrijd(?) wat hij heeft ingesloten(?), Horus de Opstijger(?) heeft je uitgerust, de aarde is voor je verwijderd in de ogen van Ixt-wtt die uit On is voortgekomen, zegt Isis.
Zij zal je zogen, Nephthys zal je haar borst geven, de Twee Dames van Dep zullen hun haar voor je laten vallen, je twee moeders die in Nekheb zijn, zullen naar je toe komen, ze zullen hun borsten naar je mond brengen, ze zullen je optillen en je dragen.
Reciteer vier keer.

 67

 

Ontwaak, ontwaak, O N! Ontwaak, Osiris, ontwaak, Anubis, bij zijn dood!
Je vlieger(s) zijn Isis en Nephthys, dit is jouw koude water, o mijn vader, wat uit Elephantine kwam, je witte broden zijn Anubis; je xnfw-broden zijn Osiris; je xbnnt-brood is Nwt.k-nw.
O N, word wakker voor dit warme brood dat Ik voor u heb bereid, uw duizend broden, uw duizend bier, uw duizend ossen, uw duizend pluimvee, uw duizend vijgen, uw duizend aardamandelen, uw duizend druiven, uw duizend albast, uw duizend linnen, uw stukken vlees op uw slachtblok, uw brood dat in de Brede Zaal is.
O N, ik heb jullie voorraadschuren gevuld, ik heb jullie kruikenstandaards binnengebracht, ik heb jullie je brood gegeven dat niet beschimmeld raakt en je bier dat niet zuur wordt.
O N, de bewaker van het Grote Meer zal jullie bewaken, wat de dood betreft, jullie zullen eraan ontsnappen, jullie zullen de weg ernaartoe vermijden, zij zullen jullie niet meevoeren naar het huis van jullie Ziel, zij zullen jullie geen tegenstand bieden in hun naam van Tegenstanders’.
O N, sluit je aan bij de groten, want de wapens gaan voor jullie neer, de dansers van Horus, Beschermer van zijn vader, dansen voor jullie.
O Oudste, de geur van de Grote is op u, wat de neus behaagt is de geur van ‘Ibt-wtt
.
O N, Ik heb gerst voor u gedorst, Ik heb emmer voor u geoogst, Ik heb daarginds uw jaarlijkse feesten gevierd, Ik heb daarginds uw maandelijkse feesten gevierd, Ik heb daarginds uw halfmaandelijkse feesten gevierd.
O N, dit zijn jouw bewegingen, jij die geestachtig en machtig bent als de Voornaamste van de Westerlingen als de opvolger van Min.
O N, je bent niet gestorven, je hebt de dag wakker doorgebracht, o grote die hier ooit de dag slapend doorbracht.
Verwek jij? in jouw naam van ‘Heron’ en ik laat je verwekken in jouw naam van ‘Heron’.
Verhef jezelf in jouw naam van ‘Verwekker’, sta op in jouw naam van ‘Staande’, ontvang je hoofd en wees blij.
Je bent gezuiverd met deze vier aangename kruiken waarmee de twee Horussen werden gezuiverd, ze weven hun… tegen de goden, weven dus jouw… tegen de levenden, weven jouw… tegen de doden.
Beoordeel jouw behoeften als Horus die in zijn huis is, mogen jouw banden zich om Seth van @nt winden.
Jouw gedaante is als die van een jakhals op zijn schouders, de stekels van Thoth, zijn gazellen(?) die over de daken heen reiken.

 68

 

O N, sta bij de deuren die het plebs buiten houden!
Daar komt de bewaker van de twee woningen van Khentymentef naar je toe, een eenzame ster zonder metgezel.
O N, sta bij de Twee Conclaven!
Je moeder Seshat kleedt je, de Grote Meerpaal spreekt tot je, er is een trap voor je uit de zee, de Slachters vallen op hun gezicht voor je neer en de Onvergankelijke Sterren buigen voor je.
O N, sta tegen hen op, je scepter op je schouder, sla je hand tegen hen en ze zullen voor je in het Grote Meer vallen, terwijl je brood is binnengestroomd, je bier is binnengestroomd, zelfs de uitstroom die uit Osiris is gekomen.
O N, richt je op en sta op.

 69

 

De Grote valt op zijn zij, hij die in Nedit is, beeft.
O N, hef je hoofd op, zegt Re.
Verafschuw slaap, haat traagheid, wees ver van hen als Horus, opdat je mag leven, wees bereidwilliger dan zij als Sopd, opdat je mag leven; wees meer ziel dan zij als de Twee Zielen, opdat je mag leven.
Verslind hun harten, drink hun bloed, want jij bent de rechter naast hem in On.
Leef op zijn broeders, weef(?) je … tegen hen voor de doden, zet je naam tegen hen op voor de levenden, want jij bent Geb, die aan het hoofd staat van het lichaam van de Negen Goden.
O jij Oudere, de geur van de Grote is op jou, de neusgaten van de goden zijn verrukt, ze snuiven de geur van ‘Iht-wtt op, en N is er een van.
Ho N! Sta op voor dit linkeroog van het Huis van de Knots, want de goden worden erdoor beschermd.
Je zult niet uitgeroeid of vernietigd worden, je zult geen uitvloeiing hebben, je zult geen verrotting hebben, want het zal je ontbreken dankzij de volledige kracht van Osiris.
Sta op aan het hoofd van de Twee Conclaven zoals Horus aan het hoofd van de Twee Conclaven, sta op aan het hoofd van de geesten zoals Wepwawet aan het hoofd van de goden.
O N! Ik ben je zoon, ik ben Horus, ik ben gekomen om deze verheerlijkingen voor je te verrichten.
Je bent beschermd(?)… mijn naam is door jou gered(?), zeg het niet, o Shu, wanneer je spreekt.

 70

 

O N, neem dit brood, uw brood dat u wordt gegeven voor uw levensonderhoud, dat Horus, de vooraanstaande figuur in Opper-Egypte, u heeft gegeven; wees verzadigd, want men brengt het u.
Ik voorkom dat u verdrinkt, en mijn hart is niet moe totdat hij het u geeft.
BROOD EN BIER GEVEN AAN EEN GEEST.

 71

 

Geef brood aan een geest. Neem het Oog van Horus, waarmee je jezelf hebt verfrist.

 72

 

O N, uw water is van u, uw vloed is van u, overvloedig.
Verhef u, ontvang deze vier aangename randvolle kruiken.
Veeg u af, veeg u af voor mij, pleng uw pleng uw pleng uw pleng, pleng uw pleng uw pleng, zwijg uw pleng uw pleng, luister, luister voor mij, opdat ik het mag horen, dat grote woord dat Horus voor zijn vader Osiris sprak, opdat hij daardoor een geest zou worden en opdat hij daardoor groot zou worden in de aanwezigheid van de Enneade.
O mijn vader Osiris, verhef uzelf, o Anubis, verhef uzelf (en) uw vliegers Isis en Nephthys.
Moge u tevreden zijn door de hand van Re, moge u oversteken naar het Offerveld te midden van uw broeders die zich te midden van hen bevinden, die mensen van wie gezegd is, ‘U bent niet gestorven’ en ik zal u niet de dood laten sterven, (zelfs) u die zwaar slaperig en zeer vermoeid bent.
Gerst wordt voor u verbouwd, emmer wordt voor u geoogst, waarmee ik uw jaarlijkse levensonderhoud heb verzorgd.
Ik heb uw halfmaandelijkse feesten gevierd en ik heb uw maandelijkse feesten gevierd, uw duizend vijgen, uw duizend broden, uw duizend albast, uw duizend Trp-ganzen, uw duizend r-ganzen op de offertafel van de Voornaamste der Westerlingen.
De goden komen buigend naar u toe, de Morgenster verheugt zich over u, hij brengt u wat zich in de Afgrond bevindt, u slaat met de scepter en heerst met de staf.
U steekt het meer over, u doorkruist de Waterweg van de Twee Schapen.
Zeg niet: Ik ben het die dit zegt. Het zijn Geb en Osiris die dit tegen u zeggen.

 73

 

De Dd-pilaar van de Dagboot wordt vrijgelaten voor zijn heer, de Dd-pilaar van de Dagboot wordt vrijgelaten voor zijn beschermer.
Isis komt en Nephthys komt, één van hen uit het westen en één van hen uit het oosten, één van hen als een vlieger en één van hen als een krijser, zij voorkomen dat je rot in jouw naam Anubis, zij voorkomen dat je verrotting op de grond druipt in jouw naam Jakhals van Boven-Egypte, zij voorkomen dat de geur van je lijk vies is in jouw naam Horus van Khati, zij voorkomen dat Horus van het Oosten vergaat, zij voorkomen dat Horus van de Onderwereld vergaat, zij voorkomen dat Horus, Heer der Patriciërs, vergaat, zij voorkomen dat Horus, Heer der Twee Landen, vergaat.
Geb hoort jouw woorden, Atum neemt het obstakel voor je weg, de Enneade vrijwaart je en zij zullen Seth niet toestaan ​​om je in de hemel voor altijd te horen, 0 Osiris.

 74

 

Keer om, keer om,’ o slaper, keer om op deze plaats die jij niet kent, maar ik ken die.
Zie nu, ik heb je (liggend) op je zij gevonden, o Grote Inerte.
Mijn zuster, zegt Isis tegen Nephthys, dit is onze broer.
Kom, dat we zijn hoofd kunnen optillen. Kom, dat we zijn beenderen kunnen hergroeperen. Kom, dat we zijn ledematen kunnen herschikken. Kom, dat we een dam in zijn zijde kunnen maken.
Laat deze niet slap zijn in onze handen, daar druppelt de uitstroming die uit deze geest is voortgekomen.
De poelen worden voor u gevuld, de namen van de stromen zijn voor u gemaakt.
O Osiris, leef, o Osiris! De Grote Inerte staat op van zijn zijde.
Ik ben Isis, ik ben Nephthys; Horus heeft je toegesproken, Thoth heeft je beschermd en je twee zonen zijn Heren van de wrrt-kroon, wat je hebt gedaan, zul je doen.
Geb heeft gezien en de Negen Goden hebben gehoord dat je macht tegen de hemel zal zijn en je angst onder de goden zal aanjagen.
Je zoon Horus heeft bezit genomen van de wrrt-kroon, die is afgenomen van degene die je kwaad wilde doen.
Leef, Osiris! De Grote Inerte staat op van zijn zijde.
Ik ben Isis, ik ben Nephthys; richt u op, o mijn broeder, zodat uw hart leeft en dat Seth zich niet over u verheugt, zelfs niet over hem die aan deze hindernis van u onderworpen is, wanneer u voor hem op zijn rug wordt gelegd en hij onder uw voeten doorloopt, terwijl hij u op zijn schouders ondersteunde, zoals uw vader Geb voor u deed.
Leef, Osiris! De Grote Inerte staat op van zijn zijde.
Ik ben Isis, ik ben Nephthys… ik ben Isis, word wakker bij de stem(?).
Ik ben Nephthys, word wakker! Word wakker, plaats jezelf aan jouw zijde, o Grote Inerte, doorkruis het water, steek de vloed over, bescherm je bezit tegen de goden die op hun gezicht zijn gevallen vanwege jou… dit. Sta op, o Osiris!
Leef, Osiris! De Grote Inerte staat op van zijn zijde.
Ik ben Isis, ik ben Nephthys, Horus komt treurend over je, o Osiris.
Je bent voor hem op zijn schouders gezet en je bent daar standvastig door je kracht.
O Horus van de Onderwereld, je bent naar Pe gezwommen en de goden die je door Atum zijn gegeven, zijn na je gezwommen, de mannen die je zijn gevolgd(?), de vrouwen die zich onder hen bevinden, zijn flauwgevallen door jou en door je zaad, o Osiris; (zo zegt(?)) Sothis die in Pe is.
Leef, Osiris! De Grote Inerte staat op van zijn zijde.
Ik ben Isis, ik ben Nephthys; Horus komt je bewenen, Osiris.
Je wordt op zijn rug gelegd en hij rent onder je voeten door, zoals (je) vader Geb voor je deed.
Leef, Osiris! De Grote Inerte staat op van zijn zijde.
Ik ben Isis, ik ben Nephthys, je bent nu gelukkig dat je vandaag bent opgestaan ​​als Horus van de Onderwereld, nu je vandaag bent opgestaan ​​en bent opgestegen naar de Hemelse wateren.
Het zuiveringswater is van jou door middel van deze vier aangename nmst-kruiken waarmee de Enneade je hebben gezuiverd.
Ik heb namens jou gesproken wat Geb zei, het obstakel is geplant, je moeder Nut hoort… wat er op je afkomt.
Horus heeft je gezuiverd, Thoth heeft je tot een geest gemaakt, je twee zonen zijn de twee Heren van de wrrt-kroon en de kwade haat(?) tegen jou is weggenomen.
Sta op je intacte voeten, zodat je de weg naar de goden kunt openen, zodat je tot hen kunt behoren als Wepwawet.
Daar is voor jou je macht over je vijanden geschapen en ik heb het huilen opgegeven.
Leef, Osiris! De Grote Inerte staat op van zijn zijde. Ik ben Isis, ik ben Nephthys.

 75

 

BETOVERING VOOR DE ZIEL VAN SHU EN OM SHU TE WORDEN.
Ik ben de ziel van Shu, de zelfgeschapen god, ik ben ontstaan ​​uit de hel van de zelfgeschapen god.
Ik ben de ziel van Shu, de god onzichtbaar van vorm, ik ben ontstaan ​​uit het vlees van de zelfgeschapen god, ik ben opgegaan in de god, ik ben hem geworden.
Ik ben hij die de hemel voor zichzelf kalmeerde, ik ben hij die de Twee Landen voor zichzelf tot orde bracht, ik ben sterker en woedender dan alle Enneaden.
Ik ben het die hem voorspelt wanneer hij opstijgt vanaf de horizon, ik ben het die de vrees voor hem inboezemt bij iedereen die zijn naam zoekt.
Ik ben het die zich onder de Chaosgoden bevindt en die de woorden van de Chaosgoden hoort.
Ik ben het die het woord van de Zelfgeschapene naar de menigten zendt, ik ben het die de kapitein is van de Bark en zijn bemanning, ik ben sterker en woedender dan alle Enneaden.
Ik heb de woorden herhaald van de voorouderlijke goden en van hen die na mij zijn ontstaan.
Zij vragen naar mijn schepping vanuit de afgrond.
Zij zien mij sterk en woedend in de schors die de Zelfgeschapene bevaart.
Ik heb tussen hen gestaan.
Ik toon pracht overeenkomstig mijn aard.
Ik spreek en de Enneaden zwijgen wanneer de goden berispt worden.
Ik zeg u dat ik in mijn eigen gedaante tot bestaan ​​kom.
Vraag niet naar mijn schepping vanuit de afgrond.
Nu zag mij toen ik tot bestaan ​​kwam en ik ken zijn naam, ik ken de plaats waar ik tot bestaan ​​kwam, maar hij zag mij niet tot bestaan ​​komen met zijn eigen ogen, want ik kwam tot bestaan ​​uit het vlees van de zelfgeschapen god.
Hij schiep mij door zijn wens, hij maakte mij door zijn kracht, hij ademde mij uit uit zijn neusgat en ik ben hij wiens gedaante werd uitgeademd, die deze verheven god schiep, die de hemel bestrooit met zijn schoonheid, wiens naam de goden niet kennen, die het zonnevolk dient.
Ik ben gegroeid aan zijn voeten, ik ben tot bestaan ​​gekomen in zijn armen, ik ben opgestegen door middel van zijn ledematen, hij schiep mij in zijn hart, hij maakte mij met zijn kracht toen ik nog niet geboren was.
Er werd voor mij gras gemaakt in de velden van Azië, ik ben hij die de broden van de goden maakte, ik ben hij die te midden van zijn kring is, heer van de groene velden ‘in de Onderwereld.
0 Re-Atum-Nu, ik ben het die voorzie in voedsel, die het voedsel van Osiris nieuw maakt, omdat ik ben ontstaan ​​uit het vlees van deze verheven, zelfgeschapen god die de hemel met zijn schoonheid bestrooit en de vormen van de goden samenstelt, de Heer der Gerechtigheid die de rover opsluit, die vormen samenstelt.
Ik ben het wiens gedaante werd uitgeademd, hij vormde mij niet met zijn greep, hij verzon mij niet met zijn greep.
Hij blies mij uit zijn neusgat, hij schiep mij te midden van zijn schoonheid, zij die in hun poorten zijn, verheugen zich wanneer zij zijn licht zien.
Ik ben het wiens gedaante werd uitgeademd voor zijn velden, die oordeelt over de geheime zaken die zich in het Huis der Zes bevinden.
Ik heb mijn ziel geschapen die achter mij is, haar vlam zal niet op mijn lijk zijn, mijn ziel zal niet worden bedwongen door de bewakers van de leden van Osiris.
Ik verwek, mijn ziel verwekt, mijn ziel bevrucht de mensen die op het Vuureiland zijn, Ik bevrucht zelf de godinnen, daar is mijn kroon te zien die toebehoort aan hem die in zijn grot is en het is hij die in zijn grot is die verheft!
Mijn kroon voor mij, het is hij die in zijn gedaante is die mij veredelt en die mijn waardigheid verheft.
Ik neem de waardigheid aan van hen die in hun grotten zijn, ik gehoorzaam geen magie, want ik ben al tot bestaan ​​gekomen.
Ik ben voor de zelfgeschapen god uitgegaan die in het alleen-zijn is gekomen, ouder dan de goden.
Ik ben hij die de hoogte van de hemel heeft doorboord, ik ben hij die voor zichzelf zijn macht heeft gebruikt, ik ben hij die voor zichzelf zijn myriaden van zielen verenigde die onder zijn metgezellen waren geplaatst.
Ik heb het vuur gedoofd, ik heb de ziel van haar die brandt gekalmeerd, ik heb haar die te midden van haar woede is tot rust gebracht.
Hij die door de vlam van vuur wordt verbrand, maar zijn vurige uitbarsting is niet tegen mij, (ik ben hij) die de ziel van haar die brandt laat reizen en die de pijn van de vlam van haar die te midden van haar woede is, (zelfs zij) de vurige die de lokken van de goden heeft afgesneden.
Jullie harten hebben tot mij gesproken, jullie goden, zonder dat er iets uit jullie monden is gekomen, omdat door mij het doen van alles tot stand is gekomen,
omdat uit de mond van de Verhevene, de Zelfgeschapene, is voortgekomen, die nooit terugkomt op wat hij heeft gezegd, omdat ik het ben die alles doet overeenkomstig wat hem is bevolen.
Ik heb respect getoond aan de leeuwen, degenen die zich rond het heiligdom bevinden zijn bang voor mij, degenen die het graf omsingelen staan ​​op vanwege mij, ik ga in en uit het heiligdom van de Zelfgeschapene, ik heb mijn Nt-kroon op mijn hoofd gezet en de Rode Kroon verheugt zich wanneer hij de Nt-kroon ziet.
Mijn Nt-kroon is op mijn hoofd en de Rode Kroon is op het hoofd van de Zelfgeschapene, de Nt-kroon verheugt zich wanneer hij de Rode Kroon ziet, zo zeggen de goden die zijn stem horen.
De god is broederlijk voor de god die uit zijn vlees is ontstaan, toen ze hem zagen, riepen de naw-slangen me toe in bijval, ze bereiden een eerlijk pad voor me wanneer ze me uit het heiligdom zien komen.
Ik oordeel over de entourage die zich rond het heiligdom bevindt, ik bevrijd hem die ik zou moeten bevrijden, ik voed hem die ik zou moeten voeden, ik verwijder de hindernis van hem wiens hindernis verwijderd zou moeten worden, ik bevrijd mijn eigen hindernis, bloed is mijn afschuw en ik zal bij de Heer des Levens zijn.
Ik ben het die de myriaden voor hem verzamelt, ik ben het die de entourage voor hem samenvoegt, ik ben het die degenen die zich rond het heiligdom bevinden, sterk maakt in overeenstemming met wat hij mij heeft bevolen.
Hij heeft mij geschapen met mijn ziel achter mij, om hem te laten weten wat ik weet, want ik doordring alle hemelen en reis door alle landen.
Ik heb gekloond wat hij mij geboden heeft, er is geen vlam voor mijn ziel vanwege haar onreinheid en mijn ziel zal niet worden bedwongen door de bewaker van de ledematen van Osiris.
Jij bezit je ziel en je kracht, zegt de Zelfgeschapene tegen mij.
Mijn ziel zal niet gegrepen worden door de Valken, mijn ziel zal niet gegrepen worden door de Varkens, mijn ziel zal niet gegrepen worden door de Aardgoden, mijn ziel zal niet gegrepen worden door magie.
Mijn ziel zal stilletjes langs hen gaan totdat ze het heiligdom binnengaat.
Ze heeft bezit genomen van wat van mij is, omdat ik voor haar in het bestaan ​​ben gekomen, ze geeft me macht over mijn vijanden en ik heb ze uit hun graven verdreven.
Ik heb hen in hun huizen omvergeworpen, ik heb degenen die daar zijn van hun zetels verdreven, ik heb hun waardigheid doen verdwijnen, ik heb hun magie vernietigd, ik heb hun krachten afgesneden.
Ik heb hen tot gekochte lijfeigenen verklaard, overeenkomstig wat de Zelfgeschapene bevolen heeft te doen met mijn vijanden, dood of levend, in de hemel of op aarde, die mijn weiden of akkers zullen binnendringen, die mij niet zullen verheffen en die mij de weg naar de Lofzang niet zullen wijzen.
Ik ben onzichtbaar van vorm, ik ben opgegaan in de Zonnegod.

 76

 

OPSTIJGEN NAAR DE HEMEL, AAN BOORD GAAN VAN DE BOOT VAN RE EN EEN LEVENDE GOD WORDEN.
O jullie acht Chaosgoden die de kamers van de hemel beheren, die Shu maakte uit de uitvloeiing van zijn ledematen, die de ladder van Shu in elkaar zetten, kom en ontmoet jullie vader in mij, geef me jullie armen, zet de ladder voor me in elkaar, want ik ben het die jullie geschapen en gemaakt heeft, zoals ik geschapen ben door jullie vader Atum.
Ik ben de Steunpilaren van Shu moe sinds ik mijn dochter Noet boven mezelf heb opgetild, zodat ik haar aan mijn vader Atum in zijn rijk kon geven en ik heb Geb onder mijn voeten geplaatst.
Deze god weeft de Twee Landen voor mijn vader Atum, hij verzamelt voor zichzelf de hemelse koeien, ik heb mezelf tussen hen geplaatst, maar de Negen Goden kunnen mij niet zien.
Ik ben inderdaad Shu, die door Atum geschapen is, waardoor Re ontstond.
Ik ben niet in de baarmoeder opgebouwd, ik ben niet in het ei geweven, ik ben niet verweven, maar Atum heeft mij uitgespuugd in het speeksel van zijn mond, samen met mijn zuster Tefenet.
Ze ging achter me aan en ik werd bedekt door de adem van mijn keel.
De feniks van Re was datgene waardoor Atum in chaos, in de Afgrond, in duisternis en in somberheid tot bestaan ​​kwam.
Ik ben Shu, de vader van de goden en Atum zond ooit zijn Enkelvoudige Oog op zoek naar mij en mijn zus Tefenet.
Ik maakte licht van de duisternis voor hem en hij vond me als een onsterfelijke.
Ik was het die opnieuw de Chaosgoden verwekte in chaos, in de Afgrond, in duisternis en in somberheid.
Ik ben inderdaad Shu die de goden verwekte.
O jullie acht Chaosgoden die ik geschapen heb uit de uitvloeiing van mijn vlees, wier namen Atum maakte toen de Afgrond werd geschapen, op die dag toen Atum daarin sprak met Nu in chaos, in duisternis en in somberheid.
Kom me in vreugde ontmoeten, geef me je handen, zet de ladder voor me in elkaar zoals je dat voor mijn vader Atum deed, want ik ben moe van de Steunen-van-Shu, de oever van de schemering.
O Heer van de Vlam die de deuren van de hemel bewaakt, open de deuren van de hemel, zet de ladder voor me in elkaar, maak een weg voor me, want ik ben moe in chaos, in de Afgrond, in duisternis en in somberheid.
O jij die de chaos oplicht en de lucht verlicht, zet de ladder voor mij in elkaar, maak een weg voor mij, want ik ben vermoeid in de Afgrond, in chaos, in duisternis en in somberheid.
O jij naw-slangen, het zaad van Shu, zet de ladder voor mij in elkaar, maak een weg voor mij, want ik ben vermoeid in de Afgrond, in chaos, in duisternis en in somberheid.
0 Bloed van Shu, Stier van Uraei, zet de ladder voor mij in elkaar, maak een weg voor mij, want ik ben vermoeid in de Afgrond, in chaos, in duisternis en in somberheid.
O Inhalator van de adem die in de mond van Shu is, zet de ladder voor mij in elkaar, maak een weg voor mij, want ik ben vermoeid in de Afgrond, in chaos, in duisternis en in somberheid.
0 Stier van Miljoenen die Apep afweert, zet de ladder voor mij in elkaar, maak een weg voor mij, want ik ben vermoeid in de Afgrond, in chaos, in duisternis en in somberheid.
Shu werd het ooit beu in de aanwezigheid van zijn broeders, zet de ladder voor mij in elkaar, maak een weg voor mij, want ik ben vermoeid in de Afgrond, in chaos, in duisternis en in somberheid.
Maak een weg voor Shu, zodat hij stoutmoedig naar de hemel kan opstijgen, zet de ladder voor mij in elkaar, maak een weg voor mij, want ik ben vermoeid in de Afgrond, in chaos, in duisternis en in somberheid.
Hef de vermoeide Shu omhoog door middel van hen die verantwoordelijk zijn voor de zonneschijn.
Maak een weg voor Shu, zodat hij stoutmoedig naar de hemel kan opstijgen, zet de ladder van de vermoeide Shu voor mij in elkaar, maak een weg voor mij in duisternis, in chaos, in de Afgrond en in somberheid.

 77

 

Ik ben deze ziel van Shu, die zich in de vlam van de vurige explosie bevindt die Atum met zijn eigen hand aanstak.
Hij veroorzaakte een orgasme en er viel vloeistof(?) uit zijn mond.
Hij spuwde me uit als Shu, samen met Tefenet, die na mij voortkwam als de Grote Enneade, de dochter van Atum, die schijnt op de goden.
Ik werd erin geplaatst als zoon en dochter van Noet, zij met het gevlochten haar die de goden baarde. Zo ben ik.

 78

 

Ik ben de ziel van Shu, voor wie Noet boven en Geb onder zijn voeten werd geplaatst en ik tussen hen in sta.
O jullie acht Chaosgoden die Shu verwekte, die Shu vormde, die Shu schiep, die Shu samensmeedde, die Shu verwekte uit de uitvloeiing die in zijn vlees was als jakhalzen uit het zaad van Shu, die Nu verwekte, die Atum maakte, die Noet onder Atum verhief, die het pad van Noet bewaken dat onder Atum ligt, waarvan de lengte die van de hemel is, waarvan de breedte die van de aarde is.
Kom, wees verheugd in jullie waardigheid, wees hoog met jullie kronen wanneer jullie Shu in mij ontmoeten.
Geef me je handen, zet de ladder van Shu in elkaar.
Ik ben de ziel van Shu die opsteeg op de vleugels van Shu, de vader van de goden.
O boogschutters van Shu, aanschouw mij, want ik ben de eeuwigheid, de vader van de Chaosgoden.
Mijn zuster is Tefenet, de dochter van Atum, die de Enneade droeg.
O goden, buig uw hoofd, strek de armen van Shu uit totdat ik de ladder op ga, aanschouw mijn vader Atum in deze processies met de wrrt-kroon voor eeuwig. Ik ben degene die de Chaosgoden vormde, die Atum herhaalde, en deze mijn zuster is de eeuwigheid.

 79

 

O, gij acht Chaosgoden die uit Shu zijn voortgekomen, wier namen het vlees van Atum schiep, overeenkomstig het woord van Nu in chaos, in de Afgrond, in duisternis en in duisternis, gij kent Mij, want Ik was het die u schiep, u verwekte en u samenweefde, Wij zullen u maken naar het voorbeeld van het woord van Nu en Atum, want het was Re door bemiddeling van wie Atum hoog in zijn rijk(?) was  en hij zag Geb niet onder zijn voeten, want Shu was in zijn rijk, Shu was in de Afgrond toen de aardgoden nog niet samengeweven waren, toen de hemelse koeien van Atum nog niet tot bestaan ​​waren gekomen, zodat hij op hen kon rusten.
Ik ben de grote van Shu die de ladder van Shu beklom.
Ik tel het aantal Chaosgoden in schemering en zonneschijn.
Ik ben vastbesloten om de pilaren te tellen in de HTTt-kamer van de kapel van Atum.
Ik plaats de naw-slang op de Steunen van Shu.
Ik daal af naar het schip en bind de kapel van Re samen met het goede dat hij verlangt.

 80

 

O, jullie acht Chaosgoden, ware Chaosgoden, die de hemel met jullie armen omsingelen, die hemel en aarde samenbrengen voor Geb, Shu heeft jullie gevormd in chaos, in de Afgrond, in duisternis en somberheid en hij wijst jullie toe aan Geb en Noet, terwijl Shu eeuwigdurend is en Tefenet de eeuwigheid. Ik ben de ziel van Shu aan het hoofd van de hemelse koeien, die naar de hemel opstijgt als hij dat wil, die naar de aarde afdaalt als hij dat wil.
Kom met vreugde de god in mij ontmoeten, want ik ben Shu, die Atum vormde en dit gewaad van mij is de levensadem.
Een kreet om mij ging uit de mond van Atum, de lucht opende zich voor mijn wegen.
Ik ben het die de hemel na de duisternis licht maakt, mijn aangename kleur is (dankzij) de lucht die na mij uit de mond van Atum komt en de onweerswolk van de hemel is mijn uitstroom, hagelbuien en half duisternis zijn mijn zweet(?).
De lengte van deze hemel behoort tot mijn stappen, de breedte van deze aarde behoort tot mijn nederzettingen(?).
Ik ben degene die Atum schiep en ik ben bestemd voor mijn eeuwige verblijfplaats.
Ik ben de Eeuwige, die de Chaosgoden schiep, gereproduceerd(?) door het speeksel van Atum dat uit zijn mond kwam toen hij zijn hand gebruikte;, zijn speeksel(?) zal op de aarde vallen.
Aldus zei Atum:
Tefenet is mijn levende dochter en zij zal bij haar broer Shu zijn, ‘De Levende’ is zijn naam, ‘Rechtvaardigheid’ is haar naam.
Ik leef met mijn twee kinderen, ik leef met mijn twee jonge vogels, want ik ben te midden van hen, beiden volgen mijn lichaam en ik lig neer en leef met mijn dochter Maät, één in mij en één achter mij, ik sta op vanwege hen beiden, hun armen om mij heen.
Het is mijn zoon die zal leven, die ik in mijn naam verwekt heb.
Hij weet hoe Hij Hem moet voeden die in het ei in de baarmoeder voor mij zit, namelijk de mensen die voortkwamen uit mijn oog dat ik uitzond toen ik met Nu alleen was in lusteloosheid en ik geen plek kon vinden om te staan ​​of te zitten, toen On nog niet was gesticht zodat ik erin kon wonen, toen mijn troon nog niet was samengesteld zodat ik erop kon zitten; voordat ik Noet had gemaakt zodat zij boven mij zou zijn, voordat de eerste generatie was geboren, voordat de Oer-Enneade tot bestaan ​​was gekomen zodat zij bij mij konden wonen.
Zo zei Atum tegen Nu:
Ik ben op het vloedwater, zeer vermoeid en de patriciërs zijn inert.
Het is Geb die leeft en mijn hart verheft, hij voedt mijn hart, hij heeft deze zeer vermoeide leden van mij verzameld.
Nu zei tegen Atum:
Kus je dochter Maät, leg haar aan je neus, zodat je hart mag leven, want ze zal niet ver van je zijn, Maät is je dochter en je zoon is Shu wiens naam leeft.
Eet van je dochter Maät, het is je zoon Shu die je zal oprichten.
Ik ben inderdaad iemand die leeft, zoon van Atum, hij heeft mij gevormd met zijn neus, ik ben uit zijn neusgaten gekomen, ik heb mij om zijn nek gelegd en hij kust mij met mijn zuster Maät.
Hij staat dagelijks op wanneer hij uit zijn ei komt, dat de god die stralend omhoog ging, heeft gevormd.
Er wordt tegen hem gezegd:
‘Gegroet aan hen die hem verwekten, die aan de horizon zijn, ik laat zijn vader leven, de bemanning van wiens boot de Onvermoeibaren zijn, het leven van levend vlees.’
Ik ben de levende die op hoofden breit, die halzen stevig maakt en die kelen voedt.
Ik brei Atum samen, ik verstevig het hoofd van Isis op haar nek, ik brei de ruggengraat van Khopri voor hem samen, ik ben de verre reizende zonneschijn die dagelijks de hemel naar Atum brengt voor de neus van Re.
Ik zal komen en gaan, ik zal de weg openen voor Re zodat hij naar de westelijke horizon kan reizen.
Ik ben… bij zijn neus, mijn armen zijn onder hem, ik red hem van Apep wanneer hij naar de westelijke horizon reist.
Ik laat de nek bloeien die in de Nacht- en Dag-boot is, mijn adem is vandaag uit het westen en het oosten het lichaam van Noet ingegaan.
Hem die ik dagelijks vorm, hij zet mij aan zijn neus, doet mijn vader Atum, ik brei op zijn hoofd, ik verstevig zijn nek en ik verstevig het hoofd van Isis op haar nek, ik monteer de ledematen van Osiris opnieuw, ik verzamel zijn botten, ik laat zijn zaad bloeien, ik maak zijn vlees gezond, ik geef hem voedseloffers, en de Stier van het Westen maakt hem volhardend.
Ik ben een levend wezen, bezitter van jaren en ik leef voor eeuwig en altijd.
Atum verkreeg het ouderschap door zijn macht toen hij Shu en Tefenet in On vormde, toen hij alleen was in zijn bestaan, zonder mij toen hij Geb van Noet scheidde, voordat de eerste generatie geboren was, voordat de oer-Enneaden tot stand waren gekomen en zij zullen bij mij zijn.
Hij ontving mij in zijn neus! en ik kwam uit zijn neusgaten.

Hij heeft mij op zijn nek gezet en zal mij niet ver van hem laten zijn, ik, mijn naam en mijn zoon leven, (zelfs hij) de Oergod, ik leef op de… van mijn vader Atum, ik ben de levende die op zijn nek is en mijn keel is gemaakt om te bloeien, (zelfs ik) die Atum maakte tot de Graangod toen hij mij liet afdalen naar dit land, naar het Eiland van Vuur, toen ik Osiris werd, de zoon van Geb.
Ik ben de levende die voor zichzelf de lengte van de hemel en de breedte van Geb maakte, zodat daar de voedseloffers konden ontstaan ​​die in mij(?) voor de god werden geleid.
Mijn vader Atum kust mij wanneer hij uit de oostelijke horizon vertrekt en zijn hart is in vrede bij het zien van mij, hij gaat in vrede verder naar de westelijke horizon en hij vindt mij op zijn pad, ik brei op zijn hoofd en maak zijn uraeus levend, Ik maak het hoofd van Isis stevig op haar nek, Ik verzamel de botten van Osiris en Ik laat zijn vlees dagelijks bloeien, Ik laat zijn ledematen dagelijks gezond worden.
Daar leven valken, eenden, jakhalzen in beweging, varkens in de woestijn, nijlpaarden in de moerassen, mensen, graan en scholen vis, vissen in de wateren van de Nijl, overeenkomstig het bevel van Atum dat ik hen moet besturen en voeden met mijn mond.
Mijn leven is wat er in hun neusgaten is, ik leid hun adem in hun keel, ik brei op hun hoofden met mijn gezag dat op mijn lippen is, dat mijn vader Atum, die uit de oostelijke horizon tevoorschijn kwam, mij gaf en ik voed de xDDw-vissen en de slangen die op de rug van Geb zitten, ik zal inderdaad onder Noet leven.

 81

 

Ik ben Shu, zoon van Atum, hij vormde mij in zijn neus en ik kwam uit zijn neusgaten, hij zette mij in zijn nek en kuste mij elke dag.
Hij schittert en rijst op wanneer hij uit zijn ei komt, dat de god als nakomeling vormde.
Er wordt tegen hem gezegd:
Wees gegroet, o jij die de mensen verwekte als iemand die aan de horizon is, ik geef lucht aan zijn neus, zijn bark is levend, zijn vlees is levend en ik voed zijn ledematen.
TE WORDEN VOORGEDRAGEN DOOR ACHT CHAOSGODEN, GESCHREVEN MET GEEL PIGMENT EN NUBISCHE OKER OP DE HAND VAN DE MAN, TE SPOELEN IEDERE DAG HEEL VROEG.

 82

 

Mijn ogen zijn voor mij geopend, mijn vader verkeert in een kwade toestand, de ogen van zowel mijn ziel als mijn beide uraei zijn dood, maar ik heb mijn ogen niet aan mijn ziel of mijn uraei gegeven.
Mijn ogen zijn voor de greep van Shu en voor de greep van de duisternis, wie ver weg is en mijn ogen niet heeft, heeft niet geslapen.
Mijn ogen zijn de dubbelgangers van de ogen van Horus als zijn oog standvastig is, zal mijn oog standvastig zijn, of het nu door ziekte of storm is.

 83

 

TE RECITEREN1 OVER HET VOORSTE DEEL VAN EEN LEEUW GEMAAKT VAN CARNEOOL(?) OF VAN HET BOT VAN EEN GIER, TE GEVEN AAN EEN MAN VOOR ZIJN NEK WANNEER HIJ NAAR DE NECROPOLIS AFGAAT (ALS) BESCHERMING VAN DE ZIEL VAN SHU, OPDAT EEN MAN MACHT OVER DE WINDEN VAN DE HEMEL KAN HEBBEN, OMDAT HIJ DEZE WAARDIGE GEEST EN KONING VAN ALLE WINDEN VAN DE HEMEL IS GEWORDEN. WAT VOOR IEDERE MAN DIE DEZE BETOVERING KENT, HIJ ZAL NOOIT MEER DE DOOD STERVEN, ZIJN VIJANDEN ZULLEN GEEN MACHT OVER HEM HEBBEN, GEEN MAGIE ZAL HEM VOOR ALTIJD OP AARDE TEGENHOUDEN. HET BETEKENT EEN MAN DIE OP ZIJN VERLANGEN DE NECROPOLIS VERTREKT, HET BETEKENT EEN WAARDIGE GEEST WORDEN MET OSIRIS.

1

Deze hele bezwering, die geheel in rood is geschreven behalve in M23C, lijkt een rubriek te zijn voor bezwering 82.

 84

 

NEHEBKAU WORDEN IN HET DODENRIJK.
I k heb mirre gebruikt, wierook gebrand, de aarde omgehakt, offers gebracht aan Isis en Nephthys, opdat zij heilige dingen zouden leggen op de armen van Seshat, die zwanger van mij is en mij tegenhoudt.
Ze is boos op mij en steekt mij neer.
Ik heb de voorkant tussen haar dijen gemaakt als Hem wiens hoofd is opgeheven1, ik ben tussen de dijen van Isis tevoorschijn gekomen als Horus, ik heb mijn vlees in de hemel afgemeten als een grote, jonge, wilde stier.
Mijn plengoffervaten zijn van fijn goud, mijn nmst(?)-vaten zijn van elektrum(?).
Ik heb mijzelf gezuiverd in het aangezicht van de Twee Conclaven, ik heb de geesten overtroffen, ik heb de wijzen overtroffen en ik heb gezegd dat zij op grond daarvan een standplaats voor mij zullen maken.

1

Een mythologische slang.

 85

 

N is deze naw-slang, de Stier van de hemel, N is deze grote van Atum die de zeven uraei verslond, verheven en schoon is N als Nehebkau.
N is tot jullie gekomen, jullie goden, (zelfs) Nehebkau die de machten wegneemt.
NEHEBKAU WORDEN.

 86

 

NEHEBKAU WORDEN.
Ik ben de naw-slang, de Stier van het Tribunaal, die deze zeven uraei heeft opgeslokt, die verheven en schoon is als Nehebkau, de grote Enneade van Atum, die de krachten van de goden schenkt.
Ik ben tot jullie gekomen, jullie goden, ik schenk jullie krachten (kAw) en neem jullie krachten weg (Axw).

 87

 

Ik ben de naw-slang, de Stier der Enneaden, die geen magie gehoorzaamt en het binnengaan in [ …] is mijn afschuw.
Ik ben de naw-slang, de Stier der Enneaden, die deze zeven uraei verslindt die verheven zijn als Nehebkau, die macht geven aan hen die in hun hemelen zijn. Ik zal nooit enige kwade magie gehoorzamen en mij zal niets kwaads overkomen.
Ik ben opgestegen en heb mijn vijanden onder mijn sandalen gezet, zodat ik macht over hen kan hebben, overeenkomstig wat God mij heeft bevolen.

 88

 

Ik ben de naw-slang, Stier van de Enneaden, die geen magie gehoorzaamt, die niet door vuur wordt verbrand, die niet door water wordt natgemaakt.
Ik zal nooit magie gehoorzamen, ik zal nooit door vuur worden verbrand, ik zal nooit door water worden natgemaakt, ik zal elke dag als Re zijn, iemand die elke dag door het zonnevolk wordt gevormd, dat gisteren zag […].

 89

 

BETOVERING VOOR HET STUREN VAN EEN MAN EN ZIJN ZIEL EN […] EEN MAN TEGEN ZIJN VIJAND.
Ik ben tot u gekomen, o Ibw-wrt, poortwachter van het strijdtoneel der goden, die de bozen zal afweren.
Ik ben degene met het scherpe mes die de dag inging en ik heb macht over mijn vijanden.
Ik ben gekomen, mij is een weg gegeven, ik heb controle over mijn voet en ik zal tegen uw vijand optrekken.
Ik ben hier gekomen van het Tribunaal, mijn woord met hem werd gehoord en mij is een weg tegen hem gegeven door Hem wiens gedaante onzichtbaar is. Hij heeft de adem uit mijn neus genomen voordat mijn dagen gekomen waren, hij heeft mij naar deze plaats gebracht, terwijl mijn voedsel op aarde is.

 90

 

Niet ondersteboven gaan en de dag ingaan.
Ik ben naar je toe gekomen, 0 Ibw1 bescherm me.
Hoe blij is de dubbelganger van mijn moeder met mij!
Mijn vader ziet me staan, met mijn staf van fijn goud in mijn hand.
Ik snijd het vlees af van hem die tussen de dijen van Sothis woont.
‘Wees jong, wees jong in vrede!’ zeggen de goden tegen me, Hathor schittert.

1

Ibw is duidelijk een afkorting van Ibw-wrt

 91

 

Ik ben met magie in gezelschap gekomen door middel van mijn kracht om die vijand van mij voor mezelf te overwinnen, zodat ik de dag in kan gaan.
Hij is mij gegeven en hij zal niet van mij gered worden, zoals Hij wiens gedaante onzichtbaar is, heeft bevolen.
Het is Hij wiens gezichten talrijk zijn die ik naar hem toe stuur en het is Hij die hem zal naderen.
De dag ingaand.
Ik ben uit een myriade voortgekomen, ik ben verschenen als de duizendpootgod, ik ben de poorten van de horizon binnengegaan, die vijand van mij die mij gegeven is, is voortgekomen, maar hij zal niet van mij gered worden, want ik ben tegen hem gerechtvaardigd.

 92

 

Ik [ben] tot u gekomen, o Iby-wrt, bewaker van het strijdtoneel der goden, ik ben in vrede naar het Eiland [van Vuur(?) …] gekomen, ik heb mij gehaast, mijn gedaante is onzichtbaar in de aanwezigheid van die god die [ …] in mijn neusgat brengt voordat mijn dagen gekomen zijn […] de wegen die op aarde voor hem zijn.
Zie [ …] heeft [ …] deze god gegeven.
Zie […] ik [geef (?)] hem aan u.
Ga, zodat u uw jongen kunt inspecteren wanneer […] komt.

 93

 

Bezwering om de dag in te gaan.
O, U, Enige die schittert als de maan, ik begeef mij te midden van de menigte naar de poorten van de Bark met hen die in de zonneschijn zijn.
De Onderwereld is geopend, want ik ben in deze dag naar buiten gegaan, mijn vijanden zijn naar mij gebracht, nadat ze in het Grote Tribunaal zijn gedood.

 94

 

DE ZIEL LATEN ONTSNAPPEN UIT HET LIJK: nog een boek VOOR HET UITGAAN, DE DAG IN.
Ik ben deze grote ziel van Osiris, die door de goden werd bevolen met hem te paren, terwijl hij overdag in de hoogte leeft.
Ik heb Osiris herschapen uit de uitvloeiing die in zijn vlees was, uit het zaad dat uit zijn fallus kwam toen hij de dag inging, zodat hij ermee kon paren.
Ik ben de zoon van Osiris, zijn erfgenaam binnen zijn rang, ik ben de ziel in zijn bloed, ik ben degene die deze grote kroon van Beneden-Egypte ontbloot!
Die toebehoort aan Osiris, waarvan de goden vrezen dat hij hem ontbloot, omdat ik deze grote ziel van Osiris ben, die de goden bevolen hebben met hem te paren, die overdag in de hoogte leeft.
Ik heb Osiris herschapen uit de uitvloeiing van zijn vlees, uit het zaad dat uit zijn fallus kwam toen hij de dag inging, zodat hij ermee kon paren.
Ik ben het die de slachtplaatsen opende en de voorstukken gereed maakte.

 95

 

O Poortbewaker, die baarmoeders doet ontvlammen en gezichten verwondt in de aanwezigheid van Hem die uit zijn brandende lichaam komt, ik zal de dag ingaan met mijn ziel in mijn daggedaante naar mijn zetel die zich in het struikgewas bevindt en die zich in het midden van… op mijn toppunt bevindt.

 96

 

Geb heeft de deur voor mij geopend, zodat ik daaruit naar de poort van … ten noorden van de Oever van Hu kan gaan.
Ik plaats het Veld van Hu voor mijn zetel op de dag dat ik naar de hemel opstijg, omdat ik deze grote ziel van Osiris ben, met wie de goden hem bevolen te paren, terwijl hij overdag in de hoogte leeft.
Ik heb Osiris herschapen uit de uitvloeiing die in zijn vlees was, uit het zaad dat uit zijn fallus kwam toen hij de dag inging, zodat hij ermee kon paren.
‘Ga heen en copuleer met je ziel’, zeggen alle goden.
‘Ga heen de dag in’, zeggen jullie zelf, jullie goden, (tegen) Osiris.
Osiris heeft mij tot zijn levende ziel gemaakt!
Volgens het woord van de goden zal ik de dag ingaan en met hem copuleren, ik zal voortgaan als zijn ziel in mijn (eigen) gedaante en ik zal met hem copuleren op mijn zetel die zich in het struikgewas bevindt, te midden van … op mijn top.
Osiris heeft mijn mond gewassen met de melk van de rode koe die voortkwam uit de zonneschijn, die dagelijks Re draagt.
Ik heb de hemel doorkruist, ik heb de zonneschijn doorkruist, ik heb het westen van de hemel doorkruist, ik heb het oosten van de hemel doorkruist, het is Re die mijn ziel voor mij maakte en het ben ik die een ziel voor Re maakte.
Ik ben tot u gekomen, o Ib(w)-wrt, poortwachter van het strijdtoneel der goden, die de bozen afweert, voor wie de wachters van de velden openstaan.
Ik ben hij wiens mes scherp is, die de dag inging en die macht heeft over zijn vijanden, mij is een weg gegeven, ik heb kracht in mijn benen, ik kom de dag in tegen mijn vijand, ik heb macht over hem, zoals Hij wiens gedaante onzichtbaar is, beval.
Ik ben hier gekomen!
Vanuit het Tribunaal, mijn zaak is ermee beoordeeld en ik ben gerechtvaardigd.
Een weg is mij gegeven door Hem wiens gedaante onzichtbaar is, Hij heeft de adem uit mijn neus genomen voordat mijn dagen gekomen waren en Hij heeft mij naar deze plaats gebracht, mijn voedsel op aarde en mijn magie in mijn rituele bezweringen, zodat Hij mijn vijand naar mij toe kon brengen en ik macht over hem zou hebben, zoals Hij wiens gedaante onzichtbaar is bevolen heeft.
Hij, wiens gezichten talrijk zijn, is het die mij naar Hem zendt,
Hij is het die zal oordelen, want Hij is het die het hoort.

 97

 

DE DAG IN GAAN.
De deuren gaan open, de contracten(?) worden namens mij(?) verzegeld, want ik ben Thoth, de vertrouwde.
O Oog van Horus, neem me mee, zodat ik jouw insigne op de top van Re kan laten zien.
O Atum, kom, geef me het Oog van Horus, zodat ik het kan nemen en binnen kan brengen.

 98

 

De mijne is de peilstok die uit de afgrond opsteeg.
Gisteren heb ik het firmament verdeeld, mijn ziel gaat naar mij (naar) de hemel, de hemel, gekomen (van) de aarde, de aarde.
Hij die in duisternis is (?), is hij die mijn rug bedekt, want ik ben morgen en de Heer van gisteren.
Vergeet ik de buitenste kamer van Thoth, vergeet hij de wens van de doden totdat mijn ziel en mijn schaduw er langs trekken?

Een man zal deze spreuk uitspreken over een luis op zijn hoofd, hij zal hem op zijn knie leggen en spugen totdat er een vlieg komt om hem te vangen.

 99

 

Ga, mijn ziel, opdat die man daar je moge zien, sta tegenover hem in mijn gedaante en gedaante.
‘Rechtvaardig is de levende geest’, zeggen deze honderden1 van Atum die bezit van je nemen.
Ga voor de uitvloeisels van mijn vlees en voor het zweet van mijn hoofd.
Je zult opstijgen uit de Onderwereld (naar) de zonneschijn, waarin ze schijnen, waaruit ze opstijgen en waarin ze afdalen.
Het is deze god van gerookt(?) graan die na zijn dood leeft en die je meeneemt om die man daar te zien, waar hij ook is, in mijn gedaante, in mijn wijsheid, de offers(?) van een levende geest.
Vergeet ik de buitenste kamer van Thoth?
Vergeet hij de wens van deze man totdat ik er langs kom?
Hij spreekt niet, maar de valken vliegen op, de antilopen reizen, Neith kruipt(!) voor hem uit, hij leeft waar hij ook is.

1

De sterren?

 100

 

O boodschapper die in de tempel is, o koerier die in de tempel is, breng mijn ziel naar die man daar, zodat hij haar met eigen ogen kan zien, want ze leeft waar hij ook is…
Zie, hij heeft haar in bezit genomen en je zult het Oog van Horus vinden.
Sta op… deze arm van je is afgehakt, deze hand van je is…, de bewakers van hemel en aarde zorgen voor je.
Je zult opstaan ​​en tegenover hem gaan zitten en hij zal je met zijn ware ogen zien.

 

TE WORDEN VOORGEDRAGEN OVER EEN BEELD VAN DE VOORNAAMSTE DER WESTERLINGEN EN TE WORDEN GESCHREVEN OP ZIJN HAND