Sarcofaagteksten


Klik op het Oog van Horus om een afbeelding te zien van de hiërogliefen,
die bij de desbetreffende bezwering horen.
HIER BEGINT HET BOEK OVER HET RECHTVAARDIGEN VAN EEN MAN IN HET DODENRIJK.
O N! Jij bent de Leeuw, jij bent de Dubbele Leeuw, jij bent Horus, Beschermer van zijn vader, jij bent de vierde van deze vier goden!
Die machtig en sterk zijn, die water brengen en de Nijl maken door de kracht van hun vaders.
O N, richt je op je linkerzij, zet je op je rechterzij.
O N, de aarde opent haar mond voor u, Geb werpt zijn kaken open voor u. Moge u uw brood eten en uw overvloed ontvangen, moge u de Grote Trap betreden, moge u de Grote Stad bereiken, moge u uw warmte op aarde1 ontsteken, moge u Osiris worden2.
O N, hun groten staan voor u op, de schriftgeleerden die op hun matten liggen, beven voor u in uw aanwezigheid, en u hebt voor uzelf de koppen van de gevlekte slangen in On gedraaid.
Vermoedelijk de vroegere warmte van zijn levende lichaam.
De varianten breiden dit uit tot: ‘Moge je die mooie jonge god worden die daar is. Moge je macht hebben over je vijanden, man of vrouw, over hen die je kwaad willen doen, man of vrouw, over hen die je haten en over hen die vandaag een oordeel over je willen vellen.’
Deze bezwering ontbreekt in alle teksten behalve twee, wat erop wijst dat deze bezwering oorspronkelijk bedoeld was als een vervolg op bezwering 4.
Hoe groot is het maandelijkse feest van de hoogte van de hemel, ja, het feest van de Nieuwe Maan!1
De vinger is van je afgenomen, je beven is weggenomen, omdat je de pluim aan de horizon hebt geplant, op de plaats waar zij zijn die je kennen.
Je zuigt aan je moeder Sothis als je voedster die aan de horizon is,’ Isis hurkt (?) naast je, ze maakt je stralend, ze maakt voor jou eerlijke wegen van rechtvaardiging tegen je vijanden, mannelijk en vrouwelijk, enz. en tegen degenen die op deze gelukkige dag een oordeel over je willen vellen in het dodenrijk.
Deze bezwering heeft te maken met de wedergeboorte van de overledene tijdens dit festival.
De verdediging van een man tegen zijn vijanden vindt plaats in het dodenrijk.
De aarde werd in stukken gehakt toen de rivalen1 vochten, hun voeten werden uit de heilige poel in Ön gehaald.
Nu komt Thoth, getooid met zijn waardigheid, want Atum2 heeft hem veredeld met kracht en de Twee Grote Dames3 zijn tevreden met hem4.
Zo is het gevecht beëindigd, het tumult gestopt, het vuur dat ontbrandde geblust, de woede in de aanwezigheid van het Tribunaal van de God gekalmeerd5 en het zit daar om oordeel te vellen in de aanwezigheid van Geb.
Gegroet, magistraten van de goden!6 Is N voor u gerechtvaardigd? Op deze dag, net zoals Horus werd gerechtvaardigd tegen zijn vijanden op die dag7 van troonsbestijging.
Moge hij zich voor u8 verheugen, net zoals Isis zich verheugde op die gelukkige dag van muziekspelen toen haar zoon Horus in triomf bezit nam van zijn Twee Landen.
Horus en Seth.
Varianten: ‘Re-Atum’ of ‘Heer van Alles’. De eerstgenoemde variant is zo gangbaar dat deze voortaan normaal gesproken niet meer wordt genoteerd.
Vermoedelijk Isis en Nephthys.
Thoth, de traditionele vredestichter, is uitgerust om het gevecht te stoppen en zo de angsten van de godinnen, Isis en Nephthys, de respectievelijke echtgenotes van de strijdende partijen, te verlichten.
Letterlijk: ‘Bewierookt’.
Variatie: ‘magistraten van de hemel, magistraten van de aarde’.
Variant: ‘die gelukkige dag’.
Variant: ‘op deze dag’ en ‘voor je op deze dag’.
Gegroet, Rechter van de God die mij zal beoordelen over wat ik heb gezegd, terwijl ik onwetend, gerust en zorgeloos ben.
O, u die mij omringt en mij steunt, moge ik gerechtvaardigd worden in de aanwezigheid van Geb, de opperste der goden, ‘Die god zal mij oordelen naar wat ik weet.’
Ik ben opgestaan met mijn pluim op mijn hoofd en mijn gerechtigheid op mijn voorhoofd, mijn vijanden zijn in rouw en ik heb al mijn bezittingen in bezit genomen ter rechtvaardiging.
Heil aan Thoth en zijn Tribunaal. Heil aan u, o Thoth, in wie1 is de vrede der goden en alle Tribunalen die met u zijn!
Beveel dat zij tevoorschijn zullen komen bij de nadering van N, zodat zij alles kunnen horen wat hij te zeggen heeft, dat goed is op deze dag, want aan u behoort deze pluim toe die opsteeg in Gods land, die Osiris naar Horus2 bracht zodat hij hem als beloning op zijn hoofd kon zetten, om gerechtvaardigd te worden tegen zijn vijanden, mannelijk en vrouwelijk.
Hij was het die de testikels van Seth afscheurde (?); hij is niet vergaan noch gestorven, want u3 bent die ster die het Westen droeg, die niet verging noch vernietigd werd, deze N zal niet vergaan noch vernietigd worden en geen kwaadaardige belemmering zal tegen N worden opgelegd – zo zegt Atum.
Wat betreft al het kwaad dat zij tegen N zeggen of doen in de aanwezigheid van Geb, zij zijn tegen hen en zij zullen tegen hen zijn.
Dus in plaats van de gebruikelijke ‘wie is erbij’, is Thoth, de grote vredestichter, verantwoordelijk voor de vrede onder de goden.
B2Bo laat deze woorden weg, terwijl T1 L bijna de hele spreuk weglaat.
Variatie: ‘aan zijn zoon Horus’; B4Bo laat ‘aan Horus’ weg.
Thoth?
Ho N! De poort wordt voor je geopend door Seshat, eerlijke paden worden voor je geopend door Wepwawet en er is geen god die zich heeft omgedraaid over wat hij heeft gezegd1.
Dit is wat hij heeft gezegd2, N is gerechtvaardigd tegenover zijn vijanden, man of vrouw en tegenover degenen die vandaag tegen hem willen oordelen.3
Dat wil zeggen dat er geen herziening heeft plaatsgevonden van een eerder vonnis dat gunstig was voor de overledene. Zie JEA 35,93, n.I.
B4Bo laat weg; S10C had: ‘wat ze [hebben gezegd]’.
M.C. 105, S10C en T9C voegen ‘zij die hem haten of hem kwaad willen doen’ toe in min of meer onduidelijke vormen.
Welkom, welkom! Het beeld (?) wordt u gebracht, zo zeg ik (?).
Welkom, welkom!! Het grote beeld (?) wordt u gebracht1, omring N,2 doe alles wat hij zegt, prijs hem, u goden.
Komt, u goden, opdat u hem ziet, hij is veilig tevoorschijn gekomen en heeft zich tegen zijn vijanden gerechtvaardigd, hij heeft de kroon in bezit genomen, hij heeft de tronen van Geb bestegen!3
Hij heeft de andere ingenomen en vernietigd.
Variant B1P: ‘het standbeeld (twt) wordt naar u gebracht, het standbeeld van de grote wordt naar u gebracht’; T9C heeft: ‘zijn standbeeld (tw) wordt naar hem gebracht.’
Een gebiedende wijs gericht aan de goden.
De vertaling is een gok, want er lijkt geen werkwoord met een passende betekenis bekend te zijn, zou de letterlijke betekenis ‘heeft de tronen geconfronteerd’ kunnen zijn? De oude kopiisten lijken deze moeilijkheid ook te hebben ondervonden, want vier van de zeven overgeleverde teksten hebben het boot-determinatief toegevoegd, alsof het werkwoord ‘stroomopwaarts varen’ betekende, wat in deze context geen betekenis heeft. M.C. 105 vervolgt met een fragmentarische passage die verwijst naar de rechtvaardiging en erfenis van de overledene.
De context vereist duidelijk deze weergave in plaats van de gebiedende wijs van B3Bo en B4Bo.
Voor ‘Seth’ vervangt T9C: ‘zijn vijanden die hem haten’.
Titel: Moet worden gereciteerd:
De spreuken om het graf van een geest te laten bloeien in de necropolis; de spreuk om het graf te openen (tut) voor de dubbelganger van de gezegende N.1
Ho N! Verlaat je huis, je zetel en elke plek waar je bent, zoals Horus werd gerechtvaardigd toen hij2 de erfenis erfde en macht had verkregen3, verlaat de aanwezigheid van dit Tribunaal van de goden van Pe, Dep en On, zoals Horus gerechtvaardigd tegen Seth vertrok uit de aanwezigheid van dit Tribunaal van de Heer van het Lijden(?).
Deze titel komt alleen voor in T2C, zie de noot van de Buck op p. 40, noot 4.
B4C gebruikt ten onrechte de tweede persoon, een voorbeeld van de niet ongebruikelijke verwarring van voornaamwoorden in de Coffin Texts.
Letterlijk: ‘had macht’; B4C gebruikt wederom ten onrechte de tweede persoon, net als T2C, dat hier stopt.
De stier is vermoedelijk Osiris, die door zijn zoon Horus gered moet worden.
Ga zitten, 0 N, in de aanwezigheid van Geb, oppergod, want jij bent Horus met zijn Witte Kroon op zijn hoofd.2
Isis3 droeg hem, Khabet voedde hem op, de voedster van Horus voedde hem op, de krachten van Seth4 dienden hem boven zijn eigen krachten, zijn vader Osiris gaf hem deze twee staven van hem5.
N is gekomen en hij juicht erover in rechtvaardiging, er zijn hem gegeven6 deze twee grote en machtige Enneaden, hij woedt tegen de goden met zijn kracht, hij beheerst het leven van de goden.
In werkelijkheid is er een aanroepingsoffer voor Re en Horus die aan het hoofd staat van de levenden beschermt zijn vader Osiris, hij heeft de bewegingen gestopt7 van hem die zijn vader doodde8.
Wat betreft iedereen die een kwaadaardige roof tegen N pleegt, N zal een arm omhoog en omlaag9 gebruiken tegen hun groten in On in de aanwezigheid van de verrezen Osiris.
Deze N heeft zijn Twee Landen in bezit genomen ter verdediging; jij bent Horus, Heer van de Gerechtigheid.
Ondanks het scheidingsteken aan het einde van bezwering 16 in B1P, vormen deze twee bezweringen een doorlopende tekst.
Variatie ‘op hem’. B4Bo voegt ‘gerechtigheid op zijn voorhoofd’ toe; M.C. 105 en SIOC: ‘N is gaan zitten om te oordelen in de aanwezigheid van Geb als Horus met zijn witte kroon op hem’; B15C: ‘N is gaan zitten in de aanwezigheid van Geb; jij bent Horus’, enz.; B.H. 5C: ‘Ho N! Ik ga zitten voor N om te oordelen in de aanwezigheid van Geb, want jij bent Horus met zijn dubbele kroon op [zijn] hoofd’.
Variatie: ‘zijn moeder Isis’.
Blijkbaar kon zelfs Seth het niet laten om zijn krachten toe te voegen aan die van de jonge Horus, een zeer onverwacht fenomeen.
Variant S1OC: ‘zijn twee standaarden’ door een kennelijk misverstand. T2C lijkt een andere tekst te hebben gehad.
Bezwering 17 begint hier.
Letterlijk: ‘weggevoerd’.
Variaties BI5C en SIOC: ‘zij die gedood hebben’.
D.w.z. zullen een zware slag toebrengen.
Ho N! Je zult de hemel oversteken en het firmament doorkruisen, zij die zich in de Kronkelende Waterweg bevinden zullen je aanbidden en je zien wanneer je oprijst aan de oostelijke horizon, zij die zich in de Onderwereld bevinden en je prachtige verschijning hebben toegestaan, je zult tevoorschijn komen uit het Nachtschip en aan boord gaan van het Dagschip zoals Horus, Heer der Patriciërs zelf, je beveelt.
Ho N! Je zult opstijgen naar de grote westkant van de hemel en afdalen naar de grote oostkant van de aarde1, te midden van die goden die zich in het gevolg van Osiris bevinden, in vrede, in vrede met Re die in de hemel is.
Deze onverwachte omkering van de windrichtingen is onbegrijpelijk. We zouden verwachten dat de overledene in het oosten omhoog en in het westen omlaag gaat, net als de zon. Misschien hebben we hier te maken met een fout in een vroege kopie die niemand heeft opgemerkt of in ieder geval heeft geprobeerd te corrigeren.
Ho N!! Geb zal je blinde ogen voor je openen, hij zal je gebogen knieën voor je strekken, je hart (ib) dat je van je moeder had, je hart (hty) dat bij je lichaam hoort, je ziel die op aarde was, je lijk dat op de grond lag, zal aan je gegeven worden.
Er zal brood voor je lichaam zijn, water voor je keel en zoete lucht voor je neusgat.
De eigenaren van graven zullen vriendelijk voor je zijn, de eigenaren van doodskisten zullen naar je toe komen, ze zullen je ledematen die ver van je verwijderd waren, naar je toe brengen, wanneer je in je oorspronkelijke vorm hersteld bent.
Ho N! Kom, zodat je naar de hemel kunt stijgen; de ladder aan de zijde van Re is voor jou gemaakt onder de goden, die de pest uit de stromen1 verwijderen, zodat je er water uit kunt drinken. Je zult op je voeten lopen2, je zult niet met je hoofd naar beneden lopen.
Zij die zich in het midden van de aarde bevinden, zullen naar je toe komen, maar er zal niemand bij u komen die uw poort of muur wil vernietigen en niemand zal uw hekken of uw graf, dat uw stadsgoden voor u hebben gemaakt, voor u omverwerpen of je graf! dat je stadsgoden voor je hebben gemaakt.
Je bent zuiver, je bent zuiver! Zoals Re leeft, ben je zuiver! Je voorkant is in zuiverheid, je achterkant is rein en je reinheid is door middel van natron en wierook, melk van de moeder van Apis en bier van de biergod.
Kleine variatie in M.C. 105 en B.H. 5C; deze zin laat zien dat de Egyptenaren enige kennis hadden van de gevolgen van het drinken van besmet water.
Vóór deze zin voegen vier teksten, ‘Ho N!’ in.
Een beeld van was1 dat het kwaad verdrijft.
Tefënet, de dochter van Re, voedt je met wat haar vader Re haar gaf, de Vallei geeft je brood van de begrafenis van haar vader Osiris2, Re bijt op iets zoets en hij zal het je geven.
Jouw trio3 is in de hemel met Re, zij zijn van gedraaide gerst uit Beneden-Egypte4.
Jouw kwartet5 is op aarde met Geb, zij zijn van Beneden-Egyptische gerst van Ibw.6
Hun7 twee beschermvrouwen zijn de jouwe, zij hebben de offers opgestapeld die zij voor je neerleggen.
Ho N! Je zult de dag ingaan, je zult kracht in je benen hebben!8
’s Ochtends zul je kracht in je benen hebben, ’s avonds zul je kracht in je benen hebben bij het aansteken van de lamp, je zult kracht in je benen hebben op elk moment, op elk uur waarop je wilt uitgaan, je zult kracht in je benen hebben in elke rechtbank! in elk gerechtshof.
Je zult kracht in je benen hebben, overal waar je hart op elk moment naartoe verlangt.
Vermoedelijk van Tefenet, gezien wat volgt.
B.H. 5C laat deze clausule weg.
Kleine variatie in M.C. 105 en B.H. 5C; deze zin laat zien dat de Egyptenaren enige kennis hadden van de gevolgen van het drinken van besmet water.
Kleine variatie in M.C. 105 en B.H. 5C; deze zin laat zien dat de Egyptenaren enige kennis hadden van de gevolgen van het drinken van besmet water.
Variant T1C: ‘brood’ opnieuw.
‘Ibw is mij onduidelijk. Voor ‘gerst’ vervangt T1L opnieuw ‘emmer’. T1C heeft ‘Uw brood is op aarde bij Geb, het is van gedraaide gerst uit Neder-Egypte’; T9C is corrupt.
‘Hun’ verwijst vermoedelijk naar Re en Geb. Deze ‘beschermvrouwen’ zijn blijkbaar Tefenet en ‘de Vallei’, aangezien dit de enige twee vrouwelijke entiteiten zijn die tot nu toe genoemd worden. T1L en T9C hebben: ‘de beschermvrouwen beschermen hen voor jou’; B.H. 5C verwijst naar ‘de twee beschermvrouwen van Re’: de tekst is corrupt, maar lijkt oorspronkelijk T1L te hebben ondersteund.
Oftewel bewegingsvrijheid. Voor ‘benen’ heeft B.H. 5C ‘hart’. Op dit punt laat B6C een groot deel weg en loopt rechtstreeks door naar het midden van 68a.
Ho N! Je zult niet ondervraagd worden, je zult niet gevangen gezet worden, je zult niet vastgehouden worden, je zult niet geboeid worden, je zult niet onder bewaking1 gesteld worden, je zult niet op de executieplaats gezet worden waar rebellen worden vastgehouden en er zal geen zand op je gezicht gesmeerd worden2.
Wees waakzaam, wees gewichtig3 en niemand zal je tegenwerken4.
Pas op dat je niet naar buiten gaat.5
Neem je staf6, je lendendoek, je sandalen en je pijlen7 mee voor de weg, zodat je de hoofden afhakt en de nekken afsnijdt van je vijanden, man en vrouw! die naderen wanneer je dood bent.
‘Haast8 je en kom’ zijn de woorden van de god die hem brengt op de dag van de beschuldiging.
Variant B6C: alleen ‘u zult niet geboeid worden’; T1L: ‘u zult niet geboeid worden, u zult niet gevangen worden gezet’; T1C: ‘u zult niet onder bewaking worden geplaatst, u zult niet geboeid worden’. T9C en B.H. 5C laten dit weg.
Dat wil zeggen: niet begraven in een gat in de woestijn.
Dit gebruik van ‘wees voorzichtig’ in de betekenis van ‘wees voorzichtig’ is in het moderne Egyptisch en Soedanees spreektaal Arabisch bewaard gebleven, zoals mij (R. Faulkner dus) is verteld door Dr. Haikal en Dr. A. J. Arkell.
Letterlijk: ‘niemand zal zich tegen je verzetten’.
Dat wil zeggen: onuitgerust, want in het vervolg wordt de dode man aangespoord zich adequaat voor de reis uit te rusten.
Variëteiten B4C, T1L: ‘neem je reistas en je staf’; T9C: ‘neem je reistas’; B.H. 5C: ‘neem je […], je reistas en je staf’; T1C laat deze clausule weg.
Varianten: B4C: ‘je lendendoek en sandalen’; T9C: ‘je lendendoek en je pijl’; T1L: ‘je boog, je lendendoek, je sandalen en je pijl’.
Van T9C tot T1C zijn alle teksten in zekere mate vervormd.
Ho N! De Valk heeft om je geschreeuwd, de Gans heeft om je gekakeld.
Thoth strekte je een hand toe, de arm van je vijand werd voor je afgehakt, de Twee Vliegers, Isis en Nephthys, schreeuwen om je en slaan voor je op twee gongs in aanwezigheid van de goden.
Anubis1 is boven je2 als je bescherming, Wepwawet heeft mooie paden voor je geopend.
Ho N! De deuren van de hemel worden voor je geopend door Re, de deuren worden voor je opengegooid door Geb, de deuren worden voor je geopend in Abydos, de deuren van het firmament worden voor je opengegooid door je moeder Noet, omdat je macht zo groot3 is, de poorten op aarde worden voor je opengegooid door Geb, omdat de kennis van je naam zo effectief is.
Variatie: ‘de armen van Anubis’.
B4C laat ‘zijn op u als’ weg.
Zo ook B6C; variaties B1P, T9C: ‘het is de grootheid van uw macht’.
Ho N! Er is je een stuk land in de Vallei1 gegeven en het voedsel van het Westen2 is macht, het is spraak3, het opent het Westen, wat het hart van Re behaagt en de harten van zijn rechtbank die over de mensen4 waakt, bevredigt.
‘Geef hem’, zegt Re ‘en leid hem’.5
Moge hij6 je genadig zijn bij de trap van elke rechtbank, in elke rechtbank en op elke plaats waar jouw god je genadig is.
Variant B6C: ‘bij de vallei’; B4C tot B.N. 5C: ‘van de vallei’; T1C is corrupt.
Variant B6C: ‘van de westerlingen’.
Variant B.H. 5C: ‘het is effectiviteit, het is spraak, het is macht’. Een lange weglating in T9C.
Een weglating in B6C.
Zo ook B1P en B4C. T1L laat ‘en hem leiden’ weg; T9C en B.H. 5C lezen: ‘Geef hem, o Re, opdat hij hem kan leiden’.
Re.
Ho N! Ik heb je kracht onder de geesten1 geplaatst, want zo groot is je kracht, zodat de vrees voor jou eeuwig in hun lichaam2 zal zijn, ik heb ontzag voor jou in hun harten gelegd en het zonnevolk is verheugd vanwege N, want hij is gerechtvaardigd tegen zijn vijanden, mannelijk en vrouwelijk.
Ho N! Zeil over de meren van de onderwereld3, roei over de wateren van deze grote god die in On is, wiens ziel in Djedu is, wiens waardigheid in Ninsu is en wiens ontzag in Abydos is.
B4C laat aan deze uitspraak voorafgaan: ‘Ik heb ontzag voor u in hun harten geplant’, waarmee het vooruitloopt op 78c.
Twee teksten voegen onnodig in: ‘Ho Osiris N!’
Variatie B15C: ‘de aangename meren’.
O Isdes, spreek tot N.
O N, het is jouw rechtschapenheid die jouw macht bepaalt, het is jouw karakter(?) dat jou nobel maakt1 en jij2 leeft van het voedsel van de valken.
Jij bent3 het zaad van de Grote die zijn vader beschermt aan het hoofd van de twee conclaven, de rechtvaardiging is aan jou op deze dag4, net als hij die bezit nam van het grote Tnnt-heiligdom5 om over te brengen(?)[.. .].6
Hij heeft je je ledematen7 laten opheffen, dus verhef jezelf, O N, want je bent niet gestorven.
O N, aan jou behoort de angst toe die van Isis naar Horus8 ging! toen [hij] gerechtvaardigd werd tegenover zijn vijanden die op die dag een oordeel over hem zouden hebben geveld.9
Hier is sprake van persoonsverwarring. M.C. 105 en T9C luiden: ‘het is haar (zijn) rechtvaardigheid die uw macht geeft’; S10C luidt: ‘het is uw rechtvaardigheid die uw macht geeft’; een soortgelijke verwarring ontstaat in de volgende zin, waar de vrouwelijke achtervoegsels van de tweede persoon enkelvoud in B4C suggereren dat beide zinnen oorspronkelijk naar de overledene verwezen en dat een vocatief ‘Osiris N’ door haplografie tussen 79a en b is weggelaten, zodat de achtervoegsels van de tweede persoon enkelvoud overal begrepen moeten worden, alleen door de passages op deze manier te vertalen kan een duidelijke betekenis worden verkregen: Isdes wordt geroepen om de dode man te laten spreken, omdat diens deugden dit voorrecht rechtvaardigen.
Variatie ‘N leeft’.
Drie van de vier teksten voegen, enigszins onnodig, de aanroeping ‘0 N’ in, vóór deze zin.
Hierop volgt in B4C een lange weglating en een lacune.
Volgens T9C; wat bewaard is gebleven in M.C. 105 lijkt een inferieure tekst te zijn.
Dus M.C. 105 en S10C; niet in T9C.
Dus S10C; T9C heeft ‘hij heeft hem zijn twee ledematen laten optillen’ enz., met een onduidelijke bepaling van ’twee ledematen’; M.C. 105 had mogelijk iets soortgelijks.
Dat wil zeggen, de ontzag en vrees die Isis aan Horus toekende; T9C heeft: ‘van de troon van Horus’.
Volgens S10C. B4C heeft: ‘de vrees voor (d.w.z. het respect dat wordt ingegeven door) zijn rechtvaardiging is de vrees voor Osiris N […]. M.C. 105 is verloren gegaan, behalve het eerste woord ‘vrees’; T9C heeft: ‘de vrees voor zijn rechtvaardiging’ en stopt.
Alleen in M.C. 105.
Variatie T9C: ‘Gegroet aan deze N!’
Over de onduidelijke uitdrukking Nwt.k-nw zie Komm. Pyr. IV, 109 e.v. In een poging om deze te verbeteren, heeft M.C. 105: ‘Ik heb u toestemming gegeven om te jagen (nwt)’. Zie ook 282h.
Niet in T9C.
Wees stil, wees stil, o mannen! Luister, luister, o mannen! Hoor het, dit grote woord gemaakt door Horus1 uitgesproken voor zijn vader Osiris.
Hij leeft daardoor2, hij heeft daardoor een ziel, hij heeft daardoor eer3.
Ho N! Je zult daardoor leven, een ziel zijn daardoor, eer hebben daardoor4, je zult kracht in je lichaam hebben, je zult opstijgen naar Re en woorden van rechtvaardiging horen5 in de aanwezigheid van Re, in de aanwezigheid van de grote god.
Je zult niet vergaan, je ledematen zullen niet vernietigd worden, je [ledematen] zullen niet lijden en je zult niet voor eeuwig en altijd worden uitgeroeid.
Moge je leven, oud worden, heerschappij hebben, bestendigheid hebben in je aanwezigheid en leven na de ouderdom door wat Horus zelf voor je heeft gekloond, (hij) de Heer der Patriciërs, wanneer je opstijgt naar Re aan de horizon.
T9C laat ‘gemaakt door Horus’ weg.
T9C: ‘hij wordt daardoor een geest’.
T9C laat ‘daardoor’ weg.
T9C laat 81f.g weg en gaat verder (vanaf 81h) in de derde persoon.
T9C laat de rest van deze spreuk weg, met uitzondering van de laatste woorden ‘in de horizon’, die het aan 81i toevoegt.
Titel van bezweringen 30 e.v.
RECITATIE:1 OM TE MAKEN DAT HET WESTEN VAN EEN MAN HOUDT EN OM TE MAKEN DAT HET WESTEN ZICH VERHEUGT OVER EEN MAN DOOR MIDDEL VAN ALLES WAT VOOR HEM WORDT GEDAAN IN ALLE SEIZOENSFESTIVALS VAN DE NECROPOLIS, IN ALLE JAARLIJKSE FESTIVALS EN OP ALLE DAGEN EN TIJDEN.
+d mdw alleen in S1C. De rubriek is afkomstig uit S1C en S2C; var. B1L: ‘de geest ertoe brengen zich van zijn linkerzijde naar zijn rechterzijde te verheffen’ (in zwart); T1L: ‘Recitatie: […] de Grote, en het Westen zal haar handen aan een man geven’ (in rood). Zie de noot van de Buck op p. 83, n.s.*
Een kreet komt uit de monden van de groten, de heren van het volk en een schreeuw uit de monden van de degenen met scepters1, vanwege het donderende lawaai van de goden die aan de horizon2 staan wanneer ze de angst op hun gezicht3 zien, die zoiets nog nooit hebben gezien wanneer ze N4 vredig zien voortgaan op de prachtige paden van het Westen5 in de gedaante van een goddelijke geest6, alle krachten hebben verworven toen de groten die over de horizon heersen tot hem spraken7.
De jonge god is geboren uit het prachtige Westen8, hier gekomen uit het land van de levenden, hij heeft zijn stof verwijderd9, hij heeft zijn lichaam gevuld met magie, hij heeft zijn dorst ermee gelest, degenen die naar hem uitkijken beven10 ervoor als een vogel11, zo zeggen de goden van de horizon over N die in het Westen12 is.
Zij zullen tot hem zeggen, “Ga, roei naar het Biezenveld tussen de Eilanden van de Hemel, vaar daarin naar Hem die op zijn plant is!”
Zo zullen de goden tot N zeggen.13
S1C en S2C laten ‘uit de monden van’ weg. Voor nHbtt ‘degenen met scepters’, een fern. collectief, hebben alle teksten van de groep die beginnen met S6C Hbsw ‘de gesluierde’.
B3Bo en de volgende teksten laten ‘de goden’ weg.
Vermoedelijk merken de groten en de degenen met scepters de angst op de gezichten van de luidruchtige goden op, maar de tekst is enigszins dubbelzinnig.
B3Bo e.v. hebben: ‘N die in het Westen is’: S6C stopt hier.
Vier teksten laten ‘prachtig’ weg.
S2C laat n nAx ‘van een geest’ weg en leest ‘in zijn goddelijke gedaante’.
Sommige teksten laten de datief weg; B3L en L2Li zijn corrupt; S11C eindigt.
Varianten: ‘Welkom <in> het Westen, jonge god, geboren uit het prachtige Westen’; ‘Daar komt de jonge god…’. S10C en S12C eindigen hier.
Dat wil zeggen: van het graf. T1L vertaalt deze en volgende bijzinnen in de tweede persoon. R.f aan het einde van de bijzin is enclitisch.
Letterlijk: ‘zijn wachters zullen erdoor beven’.
S1C, S2C, S5C en M25C eindigen hier.
Variatie T1L: ‘de groten van de horizon met betrekking tot deze N’. De andere teksten laten de verwijzing naar de goden van de horizon weg. B4L, B12C en B13C voegen een lange formule in die steeds weer opduikt in deze groep teksten, maar die nauwelijks bij de huidige spreuk kan horen. De bron ervan lijkt Spreuk 38 te zijn, waar deze kennelijk oorspronkelijk vandaan komt, zie JEA 48,37, n.c. Hier luidt de formulering: ‘zo zeggen zij met betrekking tot mijn vader, mijn dienaar, mijn kampioen, degene naar wie ik in het Westen ben afgedaald’. De verwijzing naar de vader van de overledene is hier volkomen misplaatst, en deze formule is zeker een interpolatie.
Variatie ‘aan jou’.
De volmaakte1 is verheugd over wat hem is aangedaan en over wat ze2 tegen hem hebben gezegd, daarom zal ik3 zorgen dat N ziet4 dat de de valken op hun nesten zijn5, ik zal N de geboorte van de Apis-stier laten zien in de stallen van het gevlekte vee6, ik zal N Osiris in Djedu laten zien in zijn waardigheid van Stier van het Westen.7
Verwijzend naar het herstel van het lichaam van de overledene door de magie van de begrafenisrituelen.
Mogelijk verwijzend naar de balsemers en andere functionarissen bij de uitvaartdienst.
Vermoedelijk de lector die de bezwering voorleest.
Zo ook in B1P; T1L staat ‘zij zeggen tegen hem: Daarom zul je zien…’. De andere teksten laten ‘zij zeiden tegen hem’ weg en variëren tussen ‘daarom zal ik deze N laten zien…’ en ‘daarom zul je zien…’. Alle andere teksten ontwijken de eerste zin van B1P; waarschijnlijk vonden de kopiisten die onbegrijpelijk.
Sommige teksten voegen toe: ‘de jonge god is zoals jij’.
Variatie: ‘de gevlekte slangen(!),’: ‘het witte vee’. Ook hier komt in enkele teksten de interpolatie van n.s. voor.
S10C laat de woorden na ‘Djedu’ weg.
Heil u! Hij verzacht uw pijn1, o Osiris in Djedu, N2 is naar Uw Majesteit gekomen, hij zal uw pijn verzachten, hij zal uw vijanden doen beven, hij zal uw sieraden tot de rang van (?) zomer3 verheffen, U zult het prachtige Westen laten weten dat hij uw geliefde zoon is! die Maät baarde4 en zij omarmt hem en bemint hem als uw zoon5 als uw kind6 van uw gedaante dat u zelf hebt gemaakt.
Hoor dit met beide oren, zegt Osiris tot de Majesteit7 van het Westen.
Carne in vrede, opdat u goede reizen8 kunt maken en dat ik u kan omarmen zegt zij, het prachtige Westen, tot N9.
Ze is naar hem10 toe gekomen in haar kleed van snavelgewaad en haar kettingen van carneool(?).11
Haar offergaven zijn op haar hand uitgestrekt, haar proviand volgt haar en ze zegt tegen hem, Carne, wees welkom!12
Maak van uzelf een god in de gedaante van de Stier van het Westen13, ‘uw waardigheid is in overeenstemming met uw wens, want u bent de zoon van de Heer des Huises.’
Er is een kenmerkende verwarring van voornaamwoorden in de verschillende teksten van deze bezwering, maar de context laat zien dat Osiris wordt aangesproken in de zinnen tot en met 106c, waarbij de overledene de rol van Horus vervult die zijn vader bijstaat. Daarna spreekt Osiris tot het Westen en het Westen spreekt de overledene aan. L2Li is zoals gebruikelijk beschadigd en vervormd.
B4L, B12C (beide teksten) en B13C hebben ten onrechte de formule uit bezwering 30, nr. 15, in de plaats van de naam van de overledene gezet.
Betekenis onduidelijk. S10C, S11C en S12C eindigen hier.
Variatie: ‘die zij (het Westen) u baarde’. Maät wordt hier geïdentificeerd met Isis.
B2Bo e.v. hebben een kleine variant hiervan. T1La·b hebben ‘als deze zoon van u’ en T1La eindigt hier.
Variatie: T1L: ‘uw nageslacht’ (mswty). Alle teksten behalve B1P en L2Li laten ‘is’ na sDty weg.
T1L, S1C en S2C hebben een varianttekst: ‘”Luister hiernaar met beide oren, o prachtig Westen” – zo spreekt Osiris, Stier van het Westen’.
S1C, S2C en M25C eindigen hier.
T1L laat ‘aan deze Osiris N’ weg. De B4L-groep interpoleert opnieuw de formule waarnaar verwezen wordt in bezwering 30, noot 15.
T1L heeft ‘je ontmoeten’.
Alle teksten zijn tot op zekere hoogte verwarrend; B1L lijkt de beste te zijn.
De vertaling gaat ervan uit dat de oorspronkelijke lezing m Skrw. s n sndw m wAHw.s n Hrswt was.
De basisbetekenis voor sndw kan ‘doek’ zijn.
Voor wAHw. als ‘halsketting’ in plaats van ‘krans’ het koord als bepalend element en het materiaal, dat uit kralen moet hebben bestaan, niet uit bloemen. Zie voor Hrswt (et var.) ‘vleesachtig(?)’ T1L heeft THnw ‘faience’.
Variant B12C: ‘Kom in vrede, wees welkom’; T1L laat ‘wees welkom’ weg.
Variant T1L: ‘in zijn waardigheid als Stier van het Westen’.
De bezweringen 33 t/m 35 lijken oorspronkelijk een eenheid te zijn geweest en zijn hier ook als zodanig vertaald.
De overledene wordt geïdentificeerd met Horus, de zoon van Isis en Osiris en bij aankomst in het hiernamaals worden alle verschuldigde voordelen beloofd.
O, jullie goden die in Chaos zijn, jullie Negen Goden! die zich in de Mysterieuze Plaatsen bevinden, zie hem, jullie goden, deze goddelijke geest die Osiris tot zijn zoon heeft gemaakt, die Isis tot haar kind heeft gemaakt, aan wie de lof toekomt die de goden toekomt.
Kom, zie hem die in vrede is gekomen, gerechtvaardigd.
Verheug je hem te ontmoeten, o jullie die naar haar toe zullen reizen, de Majesteit van het Westen zelf ontmoet N en zij zegt tegen hem: “Welkom, mijn zoon, jij ziel met de blinkende hoorn; reis in vrede, opdat ik je kan omhelzen“. Zo heeft Osiris bevolen.
Heil u, o schone Westen! Zie, N is naar u gekomen, opdat hij u dagelijks moge begroeten als uw zoon, uw kind dat u aan Osiris hebt gebaard.
Hij is gekomen om u te begroeten op het Vuureiland, hij heeft het stof dat op hem zat verwijderd, hij heeft zijn lichaam met magie gevuld, hij heeft er zijn dorst mee gelest, zij die hem in de gaten houden, beven ervoor als een vogel, hij heeft het land overmeesterd door middel van wat hij wist, zoals zij tot wie hij is afgedaald en tot haar zeggend: “Heil u, o schone Westen in het gevolg van Osiris, en omgekeerd. Ik ben hier gekomen zoals ik wenste, ik heb de kwetsuur van Osiris weggenomen, ik laat zijn vijanden beven.”
Reis in vrede, opdat ik u kan omhelzen – zegt het prachtige Westen tegen N.
Ze is inderdaad verheugd hem te ontmoeten en zegt tegen hem:
Welkom! Uw zoon die op aarde is, heeft u gezonden, u ziel […] Ik verlos u van uw klacht, ik hoor de woorden van mijn goddelijk toegeruste zoon, ik doe uw zaken in overeenstemming met wat hij heeft gezegd.
Osiris heeft […] voor u bevolen.
Ik zal u Osiris in Djedu laten zien en u zult met hem naar Abydos reizen, want de jonge god is zoals u.
Ik zal u de God van de Wijnpers laten zien met zijn messen in zijn gedaante van ‘Slachter’, want de jonge god is zoals u.
Ik zal je de Eendenvelden laten zien, want de jonge god is zoals jij.
Ik zal je de magiër laten zien, gekleed in zijn waardigheid van ‘Hij beheert de offers voor de gezegenden’, want de jonge god is zoals jij.
Ik zal je Noet laten zien, zodat zij offers kan instellen, verantwoordelijk voor de zaken, want de jonge god is zoals jij.
Welkom, o jij die Osiris heeft gezonden, zie deze goden op het woord van het prachtige Westen aan N.
Ik zal hem zuiver maken in het Meer van de Jakhals onder de gezegenden.
Ik zal hem reinigen in de Meren van de Bewoners in de Onderwereld onder de gezegenden.
Ik zal de Twee machtigen in magie hem onder de gezegenden laten bewierooken.
Ik zal hem het Grote Heiligdom onder de gezegenden laten binnengaan.
Ik zal hem de Mysterieuze Plaatsen onder de gezegenden laten binnengaan.
Ik zal hem de Plaats van Overtocht onder de gezegenden laten binnengaan.
O Osiris, Stier der Groten, heerser over de levenden, zie, N is naar u gekomen, om uw schoonheid te aanschouwen, om u te aanbidden, om u te dienen, om uw onrecht te verdrijven en uw bewegingen in orde te brengen! in de gedaante van een goddelijke geest.
Hij is hier gekomen uit het land der levenden, hij heeft het stof dat op hem zat verwijderd, hij heeft zijn lichaam met magie gevuld, hij heeft zijn dorst ermee gelest, degenen die naar hem uitkijken, beven ervoor als een vogel, hij heeft het land beheerst door wat hij kende, zoals zij die voor zichzelf naar hem toe gingen, hij heeft alle macht in zijn hand gebracht van! het Eiland van Vuur.
Hij kent die twee zinnen waar Ha tegen sprak!
Op hem is de ramskop(?).
Hij heeft (iets) in zijn hand gebracht om uw hoofd eraan te bevestigen! en om uw nek ermee stevig te maken.
Hij heeft je de pruik van je waardigheid van Stier van het Westen gebracht.
Hij heeft je het levende water gebracht dat in de handen van God is, hij heeft Hekes en Hephep laten weten wat hij je daarover heeft voorspeld.
Ontvang hem, laat hem binnengaan in Meso, zegt Osiris tegen het mooie Westen.
Verzorg hem, verkondig hem, want u hebt hem in uw armen gelegd sinds hij van het Vuureiland is gekomen.
Leid hem naar mij toe, onthul voor hem mijn gewonde intieme delen, ik laat hem mijn wonden zien, zegt Osiris.
Op welke manier zal hij komen, deze vernieuwde geest? – zegt het mooie Westen.
Hij zal binnengaan in zijn waardigheid van een goddelijke geest, hij zal veredeld worden in het Huis van Sothis, hij zal gezoogd worden in het Huis van de Grote Stieren, hij zal de goddelijke staat ontvangen in het Huis van de Witte Stier, dat zich in de necropolis bevindt, wanneer zij de woorden van de goden horen.
Het zijn de Twee machtigen van magie die hem reinigen en hij zal binnengaan wanneer u zijn klacht hebt weggenomen door middel van zijn vee dat op aarde is.
Laat hem niet schreeuwen, maar laat hem zich herinneren wat ik verafschuw, want mijn verafschuw is de schreeuwer, hij zal mijn Huis niet binnengaan, zegt Osiris.
Hier komt de god die de aarde bewaakt, reis gelukkig in vrede, opdat ik je mag omarmen, zegt het prachtige Westen tegen N die in het Westen is.
O mijn vader N! U bent veredeld in het Huis van Sothis en gezoogd in het Huis van de Grote Stieren, zodat u de goddelijke staat kunt ontvangen in het Huis van de Witte Stier.
De Twee machtigen van magie reinigen u.
Wanneer u spreekt en ‘schreeuwt’, wordt het voor u weggenomen, zodat u kunt doen wat u hebt gezegd.
Zie, Uwe Majesteit is gekomen, u hebt alle macht verworven en niets is door u achtergelaten op het Vuureiland.
U hebt uw lichaam gevuld met magie, u hebt uw dorst ermee gelest, zij die naar u uitkijken, beven ervoor!
Als een vogel hebt u het land overmeesterd met wat u weet, zoals degenen naar wie u bent afgedaald.
Schreeuw niet, want de afschuw van Osiris is een schreeuwer en hij zal nooit bij hem binnengaan.
Heil u, Osiris in Djedu, in uw waardigheid als Stier van het Westen.
Zie, N is in uw aanwezigheid.
Bevorder zijn positie, vestig zijn waardigheid, luister is zijn woord, ontdoe u van zijn klacht, rechtvaardig hem! tegen zijn vijanden, moge zijn arm sterk zijn in uw rechtbank, nu hij zich heeft afgescheiden van zijn metgezellen op aarde.
Machtig is Osiris, zullen de mensen daarover zeggen?
De hond die zijn meester dwarsboomt, wordt geslagen.
Ziet u, die vijand die zich onder mensen, goden en de bewoners van de necropolis bevindt, is gekomen?
Om uw huis te vernielen, uw poort te verwoesten en uw vijanden te laten juichen! over u die zich op het Vuureiland bevindt.
O Osiris, zie, die vijand die zich onder mensen en in de necropolis bevindt, is gekomen, zich bij Seth voegend.
Hij heeft uw vermoeidheid verstoord, hij heeft gezegd dat uw wonden verborgen zijn, hij heeft gezegd, ‘Zwaar zijn de pijnen van uw lijden die u treffen.’ Moge uw ziel sterk zijn tegen hem, zie de anderen die opstandig van hart zijn, opdat zij uw macht tonen en uw majesteit bekendmaken.
Moge u uw vijanden breken en verslaan en hen onder uw sandalen plaatsen.
OM UITGESPROKEN TE WORDEN OVER EEN FIGUUR VAN DE VIJAND! GEMAAKT VAN WAS EN MET DE NAAM VAN DIE VIJAND OP ZIJN BORST GESCHREVEN MET HET BOT(?) VAN EEN SYNODONTIS VIS, OM IN DE GROND TE WORDEN GEPLAATST IN HETVERBLIJF VAN OSIRIS.
Hij die zich in het rijk van de doden bevindt, zal vriendelijk zijn tegen een man.
De pas overleden zoon spreekt:
O jij van het Grote Gordijn, o jij van het Grote Westen, jij wezens van de Brede Hal, ik spreek voor je.
Zie mijn vader, mijn dienaar, mijn beschermer, mijn kampioen, degene tot wie ik ben afgedaald, hij die zich in het Westen bevindt, hij die zich in het rijk van de doden bevindt.
Hij heeft mij voor het Tribunaal aangekondigd, hij heeft gezegd dat jouw woorden mij zullen halen, want mijn dagen zijn ten einde in dit land van de levenden waar ik was.
Hij heeft gezegd dat ik zijn zetel mag overnemen en zijn waardigheid mag aannemen in dat heilige land waar hij is.
Heeft u gezegd dat ik naar u toe gebracht mag worden, zodat die vader van mij plaats aan mij kan afstaan, zodat ik zijn zetel kan erven en zijn waardigheid kan aannemen?
Zegt u dat ik u zijn woorden mag brengen?
De toespraak van de eerder overleden vader:
‘Hoewel hij uw verblijfplaats kent en op de hoogte is van alles wat u hebt gekloond, heb ik toch de kist van Sia gezien en weet ik wat erin zit, ik heb scherpe messen gemaakt die de vijand in het Grote Huis zullen vernietigen, namens haar die in Kedemso is, zegt die vader van mij die zich in het dodenrijk bevindt.
De zoon spreekt:
“Zegt u dat ik naar dit heilige land gebracht moet worden waar u bent, uw zetel in het dodenrijk, zodat ik uw waardigheid kan erven?
Draag uw macht aan mij over! Dan kan ik uw ambt overnemen en zeggen, mijn macht is gelijk aan die van u.”
De vader spreekt:
“Mijn zoon is naar het Vuureiland gekomen om mij te storen, om het binnenste van de schemering te openen, om een poort naar de onderwereld te maken, om de zetel van zijn vader in bezit te nemen, om zijn waardigheid te erven, om zijn macht te evenaren en om zijn ambten over te nemen, zodat zijn vijanden die op het Vuureiland zijn, over hem zullen juichen, zelfs zij die zich in het heilige land bevinden waar hij is, die zijn huis willen afbreken, zijn poort willen vernielen en zijn erfenis op aarde en op het Vuureiland willen plunderen, zo zegt mijn vader die in het Westen is.”
De zoon spreekt:
Goddelijke macht is over u in het Westen, in dit heilige land waar u zich bevindt.
U hebt uw ziel, uw macht is met u, want u hebt uw ziel van mij op aarde verlangd.
Zegt u dat ik inderdaad naar het heilige land ben gebracht waar u zich bevindt om uw huis te verwoesten, uw poort omver te werpen en uw erfdeel te plunderen!
Zodat uw vijanden zich over u zullen verheugen?
Zie, ik ben hier in dit land, uw zetel innemend en uw zwakheid bijeenbrengend.
Zie, ik … uw metgezellen, uw wezen opvoedend, uw poort versterkend, uw naam op aarde bestendigend in de monden van de levenden en uw deur en uw graf oprichtend bij uw trap.
Wees vriendelijk, wees goddelijk, wees goddelijk, in dit heilige land waar u bent, in uw ambt en in deze bezittingen van u in dit heilige! land waar u bent.
Toen ik in dit land van de levenden was, heb ik uw altaren gebouwd en uw aanroepingen en offers in uw dodenrijk, op het Vuureiland, gevestigd..
Ik hoorde het woord van de Wilskrachtige (?) op het Eiland der Levenden, tegenover de kleedkamer van de Zuiveren.
Ik zal niet vergaan, ik zal niet heengaan, ik zal niet sterven vanwege hen, ik zal niet plotseling sterven.
O, u Vriendelijken, wier taal niet bekend is, die in ere wordt gehouden, gebied mij dat ik op aarde blijf zoals ik wil (?), want ik ben iemand die zijn maaltijden eet in dit land der levenden.
De matten van Thoth liggen neergelegd in het Huis van de Prins, dat zich in On bevindt, zo zeggen alle goden, Maät is in het Grote Paleis om de oergod te begroeten die superieur is aan de oergoden, die op hun buik liggen en groeten, nadat ze is teruggekeerd en naar het Vuureiland is gegaan.
Mijn dubbelganger is daar bij hen aangetroffen, levend tussen hen die op aarde hebben geleefd en die zich op het Vuureiland bevinden.
Uit de monden van degenen die rituelen uitvoeren is vernomen dat mijn vader, die in het Westen is, mij heeft opgewekt bij de voltooiing van mijn dagen in dit land van de levenden toen ik mijn eieren nog niet had uitgebroed,
voordat ik mijn leeftijd had bereikt, voordat ik het brood van mijn ‘voedster’ had gegeten, voordat ik mijn gepaste hoeveelheid melk had gedronken, voordat ik mijn huis van de levenden op het Vuureiland had ingericht.
Zegt u dat ik naar de plaats van mijn vader, mijn dienaar, mijn beschermer, mijn kampioen, degene naar wie ik ben afgedaald, zal worden gebracht?!
Ja, ik ken uw aard, ik heb uw verblijfplaats gezien.
Wat Hem betreft die mij ter wereld bracht, Hij heeft mij tot een lichaam van Zijn eigen vlees gemaakt, het zaad dat uit Zijn fallus voortkwam.
U hebt gezegd dat ik Zijn waardigheid zal ontvangen en Zijn zetel zal innemen, zodat Zijn vijanden over Hem zullen juichen wanneer Hij van het Vuureiland naar dat heilige land wordt gezien komen waar Hij is.
U hebt gezegd dat zijn verblijfplaats op het Vuureiland omvergeworpen zal worden.
Zie, aan mij behoort zijn hbnnt-brood dat op aarde is en de hnnfw-broden die gemaakt zijn(?).
Zie, ik zal handelen, zodat ik zijn zetel in het land van de levenden op het Vuureiland kan innemen, moge het niet op aarde vernietigd worden.
Ik heb het woord van de Wilskrachtige(?) gehoord op het Eiland van de Levenden, te midden van de kleedkamer van de Zuiveren, vanwege wie ik niet een langzame dood sterf, ik verga niet vanwege hen, ik verga niet plotseling.
Zie, mijn wezen is geschapen in dit land van de levenden vanwege wat geschapen is(?), daar zijn voor mij de offers aan de goden en de aanroepingsoffers aan de geesten gevestigd, want ik ben hun overlevende, ik ben het inderdaad die zal bestaan in dit land van de levenden, mijn wil zal mijn ledematen scheppen.
Mijn vlees gehoorzaamt mij, het verheft mij, want ik ben de Oude.
Ik kom naar u toe, want ik heb u liefgehad, o u die zo ver weg bent, terwijl die vader van mij die in het Westen is, mijn beschermer is die in het Tribunaal van God is of het nu gaat om zijn ambt, zijn jaarlijks inkomen, zijn waardigheid, zijn zaken, of waar hij zich ook bevindt in het rijk van de leiding, in dat heilige land waar hij zich bevindt.
De vader spreekt:
“Zolang ik in dit heilige land van de levenden ben, zal ik er zijn als uw beschermer die in het Tribunaal van de Mensen is.“
De zoon spreekt:
“Ik ben het die geschapen is, hij is geschapen en blijft in dit land zoals hij wil.
Er is geen getuigenis tegen mij, er is geen klacht tegen mij, ik heb geen leugen, ik heb geen oneerlijkheid, ik heb geen onrecht.
Ik heb geen vijand, ik heb geen aanklager, ik heb niets tegen hem gezonden, ik heb geen obstakel met kwade bedoelingen tegen hem ingelegd, zodat hij kwaad over mij zou spreken in het Tribunaal.
Ik ben de Oude en ik verafschuw de dood totdat ik oud ben geworden, totdat ik de gezegende staat bereik.
Mijn brood is in mijn hand en de erfenis die mijn vader had, zal mij niet worden afgenomen, want ik ben het die op zijn troon zit en Re heeft bevolen dat ik het leven ten einde breng! in dit land van de levenden, te midden van de gezegenden die voedseloffers verkrijgen, totdat ik naar u kom zoals ik heb verlangd.
Terwijl ik in dit land van de levenden was, bouwde ik een schuilplaats in het rijk van Re, uit angst dat hij het onrecht zou zien dat werd gekloond op het Vuureiland.
Ik ben de Oude die zijn gezegende staat heeft bereikt, ik groet mijn vader die in het Tribunaal is, naar wie ik ben afgedaald.
Zie, er wordt gezegd dat ik naar u toe ben gebracht om bij u te zijn in dit heilige land waar u bent, er wordt inderdaad een woord tot u zelf gesproken om mij ertoe te brengen uw plaats in te nemen, zodat ik uw waardigheid mag ontvangen, zodat ik u kan verdrijven uit uw plaats in dit heilige land waar u bent en zodat de geesten die bij u zijn, tegen u kunnen spreken.
De zoon komt om zijn vader uit zijn plaats en zijn waardigheid te verdrijven […] nadat hij […] heeft bevolen totdat ik oud word, [totdat ik] naar u kom, want ik heb de zeer verre zielen lief.
Zie, u bent in dit land tevreden als mijn beschermer die in [het Tribunaal van de God] is.”
De Vader spreekt:
“Zie, ik ben hier als [uw] spreker die in het Tribunaal der Mensen is, ik vestig uw baken, ik verzamel uw zwakheid […] zodat de geesten die uw gelijken zijn over u kunnen zeggen […] het rijk van de doden […].
Uw beeld is voor u op aarde gemaakt, uw metgezellen hebben bevelen gegeven! naar(?) het land voor u, uw poort is voor u versterkt door middel van wat ik heb gekloond, ik ben […] de gezegende staat.
U bent hier in dit heilige land waarin u bent door mijn spreker die in het Tribunaal van de [God] is.”
De Zoon spreekt:
“Voorwaar, ik ben hier in dit land van de levenden [door] uw [spreker] die in het Tribunaal der Mensen is totdat ik bij u kom, want ik heb de zeer verre zielen lief.
[Hinder?] of verzet u niet […] toen ik mijn jongen nog niet had grootgebracht, toen ik mijn eieren nog niet had uitgebroed, toen ik het merg nog niet had uitgeperst van [. . .] op het Vuureiland [. . .] zijn geesten die namens mij spreken, die namens mij zijn gezonden, ik ben de Oude, DE GELIJKE VAN [ •.]“
AAN, help je dubbelganger zodat het daar blij mee kan zijn.
Jij bent de oudste zoon van Geb, zijn eerstgeborene en de Negen Goden hebben je vijanden onder je geplaatst.
Hij heeft gezegd:
“Hij (leeft) langer dan ik in deze naam van hem, van Osiris.
Horus heeft ervoor gezorgd dat jouw magie groter is dan de zijne in deze naam van jou, van Groot van Magie.
Horus heeft je omhoog gedragen in de hnw-bark, hij heeft je verheven tot Sokar, want hij is deze zoon die mijn (sic) vader heeft verheven.
Wees machtig in het Hn-water als deze Horus, je zult er kracht doorheen hebben zodat je jezelf kunt beschermen tegen je vijanden.
Ho N! Het Witte Kroon Oog van Horus gaat omhoog vanuit je hoofd.
Horus heeft je zijn Oog gegeven en het Chemmis-kroonoog van Horus gaat omhoog vanuit je hoofd en je verschijnt als Koning van Boven- en Beneden-Egypte.
O N, moge je machtig zijn en je vijanden verpletteren.
O Thoth, wees vriendelijk tegen de koning van Boven- en Beneden-Egypte.
Moge jij! machtig zijn en je vijanden verpletteren, moge je vrede hebben, heeft Osiris je gegeven zodat je er tevreden mee kunt zijn?
Horus heeft je zijn Oog gegeven zodat je ermee kunt zien.
Jij bent de grote god, Heer van Abydos, die de gezegenden voor zichzelf regeert, aan wie eer wordt verleend op het Vuureiland, aan wie de heerschappij over het heilige land is gegeven, Thoth die hem de tronen van Geb heeft gegeven, terwijl Horus erfgenaam is.
Horus is bezig met de rechtvaardiging van zijn vader N, moge hij tevreden zijn, tevreden! O Osiris, zoon van Noet, Stier van het Westen, Voornaamste van de Grote Enneade.
Ho N! Ik heb je respect gegeven als Horus van de goden en de bewoners van de onderwereld hebben ontzag voor je, ik heb je scepter geplaatst onder hen die… op aarde, ik heb de vrees voor je gelegd bij de slechtgezinden.
Ho N! De patriciërs en het plebs komen neergebogen naar je toe en het zonnevolk kruipend en zij zien N gerechtvaardigd.
O Osiris die op zijn vijanden schiet, voor wie in de hemel lof wordt gezwaaid, het zijn de Onvermoeibare Sterren die N’s kracht zullen zien wanneer hij als de god zelf die daar is, de aarde ingaat.
Deze spreuken lijken oorspronkelijk een eenheid te zijn geweest.
Ze wekken de indruk dat ze fysiek zijn overgenomen uit de kroningsrituelen, met enige latere aanpassingen voor begrafenisdoeleinden.
In ieder geval wordt de overledene onmiskenbaar bevorderd tot koninklijke rang.
De deuren van de hemel worden geopend vanwege uw goedheid, moge u opstijgen en Hathor zien, moge uw klacht worden weggenomen, moge uw zonde worden uitgewist door degenen die op de dag van de afrekening de karakters wegen, moge het u worden toegestaan u te voegen bij degenen die in de Bark zijn door degenen die in de Suite zijn, zij die geestachtig zijn gemaakt met een glans zoals Re, verschijnen als de Eenzame Ster.
Het leven is van u, er zal [water voor] u zijn, zodat het goed met uw ledematen mag gaan.
Waak over uw lijk, want u zult niet worden tegengehouden door de … die in … zijn, moge uw ziel een hart hebben, zodat het zich uw lijk kan herinneren, zodat het het ei dat u schept, gelukkig kan maken.
Begeef je naar mij, kom dichterbij, blijf niet ver van je graf, keer je tot mij, want ik ben je zoon, o jij die zo slaperig en doodmoe bent, die zijn vader, Heer van het Westen, begroef.
Mogen Isis en Nephthys jou begunstigen wanneer je verschijnt in de kroon, Machtig van magie, wrijf, zodat je de koorden rood kunt maken, want je hoofd behoort toe aan de Meesteres van Imet.
Jouw belemmering zal door Hathor worden weggenomen, want jij bent de zoon van Geb.
De aarde wordt voor jou verlicht, de hemel schittert voor jou, de Ouden die aan de horizon staan, zullen naar je toe komen en de Groten zullen hun armen naar je toe buigen en zeggen:
Hekes! Hephep! Moge je zuidwaarts varen in de Nachtboot en noordwaarts in de Dagboot, moge je je ziel herkennen in de hoge hemel, terwijl je vlees, je lijk, in On is.
Moge Nephthys je gunstig gezind zijn, moge zij je roep vervullen zoals haar roep, moge zij de angst voor jou in de geesten brengen zoals wanneer Re opstijgt uit de Dubbele Poorten.
Oho Nt-kroon! Oho in-kroon! Oho Machtig-van-magie! Oho Vurige Slang!, zelfs jij die N vormde en uit wie hij is voortgekomen – en vice versa.
Ho N! De Slangengodin heeft je thuis, de Grote Godin heeft je gevormd.
Ho N! Sta op en ga zitten bij je duizend broden, je duizend bier, je duizend ossen en gevogelte, zodat je blij kunt zijn en degene die je kwaad heeft gedaan, zich zorgen kan maken.
Sta op, zodat je Maät kunt zien, zie ze is voor je als de dagelijkse zonsopgang.
Ho N! Ga naar beneden en baad met Re in de lotusbassins(?), trek het schone gewaad aan op de schuilplaats met hem die in zijn lijkwade leeft.
Moge N omringd worden door Orion, door Sothis en door de Morgenster, mogen ze je in de armen van je moeder Noet plaatsen, mogen ze je redden van de woede van de doden die met hun hoofd naar beneden gaan, want jij bent er niet bij en [jij] zult er niet bij zijn, je zult niet afdalen naar de slachting van de eerste van het decennium te midden van hen die lijden onder de klaagzangen van het Westen.
Ik vecht voor je met deze staf van mij, want ik ben je zoon, o jij die zo slaperig en enorm vermoeid bent, ja, je erfgenaam die onder de goden is.
Ho N! Je bent levend heengegaan, je bent niet dood heengegaan.
U bent verschenen als Heer van het Westen, nadat u over de Egyptenaren op aarde hebt geregeerd.
Sta op tot leven, want u bent niet gestorven.
Richt u op uw linkerzij, plaats u op uw rechterzij, ontvang deze waardigheid die uw vader Geb u heeft gegeven.
Hathor heeft u kleding gegeven, neem uw toevlucht tot mij, kom dichter bij mij, blijf niet ver van mij in uw graf, keer u tot mij, want ik ben uw zoon Horus en ik sluit u in de armen van uw moeder Noet – moge u eeuwig leven!
Val en beef aan de oostelijke horizon, toon de paden in de heilige plaatsen aan N, hij verschenen! als Re en verheven als Atum.
Hathor heeft hem gezalfd, zij heeft hem dagelijks leven gegeven in het Westen? zoals Re.
Ho N! Er is geen god of godin die woede op u zal uiten op de dag des oordeels in de aanwezigheid van de Grote, de Heer van het Westen.
Moge je brood eten van de altaren van Re, samen met de Groten die in de Poorten zijn.
Ik open uw pad! en velde uw vijand voor u, ik sneed voor u zijn bondgenoten af die tegen u opkomen, tegen uw maaltijden en tegen uw waardigheden.
Ik heb mijn hand naar je uitgestrekt op de dag waarop jouw dubbelganger en jouw ziel te ruste gingen.
Ik open de paden, (zelfs Ik) de erfgenaam van de Twee, de zoon van Osiris.
O N, moge je gerechtvaardigd worden door je bescherming, want de macht van Isis is je kracht, zie, je bent meer geest- en zielachtig dan de zuidelijke of noordelijke goden.
De Groten die aan de horizon verschijnen, de Volgelingen van de Heer van Allen verheugen zich, de bemanningen en dienaren van de Bark zijn blij en zij die aan de horizon verschijnen zijn gelukkig wanneer ze je in deze waardigheid van jou zien.
Je vader Geb heeft je geholpen, hij heeft je vijanden die tegen je in opstand kwamen in de werkplaats van de balsemster geplaatst, Anubis maakt je geur zoet voor je zetel!
In de Heilige Hut geeft hij je wierook te allen tijde en daar is geen aftrek van tijdens het feest van de Nieuwe Maan.
Ze redden je van de mstyw, de boodschappers van de mysterieuze executieplaats.
Je bent verschenen aan de boeg van de Bark?
En je hebt autoriteit over de stuurboordzijde.
Niemand heeft macht over je ziel, niemand neemt je hart af, niemand laat je afdalen in de Grote Leegte te midden van hen die godslastering plegen, wanneer is het wangedrag (?) van hem die het doet (?) gebroken?
Je zult niet naar degenen worden gebracht die op de executieplaats zijn.
Je bent de zoon van de koning, de erfgenaam, je ziel zal inderdaad bestaan, zodat je hart bij je mag zijn en Anubis je in Djedu mag herinneren.
Moge je ziel zich verheugen in Abydos en je lijk dat zich op het woestijnplateau bevindt, blij zijn, moge de gebalsemde zich verheugen waar hij ook is.
Moge je onderzocht en heel gemaakt worden in deze mummie van jou die in mijn aanwezigheid is!
Moge Anubis blij zijn met wat zich onder zijn handen bevindt, moge hij die de Heilige Hut voorzit blij zijn wanneer hij deze goede god ziet, heer van hen die bestaan, heerser van hen die niet bestaan.
Ik ben uw zoon Horus, ik heb u in het Tribunaal gerechtvaardigd.
Re heeft mij bevolen u uw hoofd te geven, zodat uw ruggengraat voor u veilig kan worden gemaakt en uw vijanden voor u kunnen worden geveld.
Ik ben uw zoon, uw zoölogische nakomeling op aarde, alle goden hebben zich verzameld en allen die op aarde zijn, zijn gekomen om u te volgen, om u te aanbidden.
Ik ben de sJ-mrf priester, de luisteraar die hoort; ik ben uw zoon en ik wou dat u elke dag gezien werd!
De volgelingen van de Heer van de Horizon verheugen zich, zij die in de Bark zijn, zijn blij wanneer ze jou zien komen, gekroond als Horus, Beschermer van zijn vader, de nakomeling van zijn vader Osiris, aan wie ik op deze gelukkige dag rechtvaardiging heb gegeven aangaande zijn vijanden.
Ik ben degene die de jonge god voor altijd verlicht, ik breng hem de bries van de noordenwind, ik heb de Waarheid op zijn voorhoofd gelegd voor hem zoals Atum, ik heb hem aangesteld als Heer der Goden, ik heb met hem gesproken in de aanwezigheid van Thoth, ik heb vreugde in zijn hart gebracht en in het hart van Re(?)! wanneer hij mijn vader tot mij ziet spreken.
Hoe goed is het dat mijn vader brood en bier uit mijn hand ontvangt, want hij heeft geen tegenstanders onder de goden!
Ho N! Ik heb je deze offers gegeven die Hathor, Vrouwe van Punt, je heeft gegeven, zij geeft je mirre in het Grote Huis te midden van hen die in de Schors van Vlees gaan.
U bent verschenen als Heer van het Westen, aan het hoofd van alle goden.
Offergaven worden aan u gebracht, net als aan Re.
Hij die de Heilige Hut voorzit, reinigt u en u stijgt op naar de hemel op de dag van het Zesde-dagfeest.
De horizon beeft voor u, net als bij Re.
Uw karakter wordt geprezen aan het Hof, in aanwezigheid van de Potentaat.
De goden juichen je toe wanneer je bij de begrafenis aankomt, de westerlingen spreken je lovend toe, zoals wanneer ze zien hoe deze god het bedenkt.
Isis verheugt zich wanneer ze je ziet, ze is blij wanneer ze je verschijningen ziet, want je bent prachtig en opnieuw gemaakt zoals Re!
Je bent verschenen als Horus van de verre wezens.
Sta op, verhef jezelf tot leven, want je bent niet gestorven.
Ho N! Jij bent mijn vader en ik ben jouw zoon.
Wat betreft welke god, welke geest of welke dode persoon dan ook die zich tegen deze waardigheden van jou verzet, zij zullen… in de confederatie zijn van! Hem die gevaarlijk is.
O Thoth, zet je hand tegen hen en je mes in hen, drijf hen terug naar de wegen die… behoren tot de bezitters van gaven, mogen zij die in de onderwereld zijn hen vernietigen… onder de kwaaddoeners.
Deze god die aan de horizon is ontwaakt, hem wordt geprezen in de Twee Conclaven, de Volgelingen verschijnen!
“Binnen de Bark,” trekken de westerlingen aan hun touwen.
Ruim is je zetel binnen de Schijf, je weegt in de weegschaal zoals Thoth, je karakter wordt door Hem die in zijn Schijf is herkend als dat van een god die in zijn aanwezigheid is.
Je eet brood in het Hof, maaltijden worden je als Re gegeven door degenen die verantwoordelijk zijn voor de vestigingen van On, je hebt je hart en het zal niet gestolen worden door degenen die zich op de paden bevinden.
Ontvang offergaven in Djedu, moge je kwaad gezuiverd worden in Ninsu, moge Thoth je veredelen met zijn schoonheid, moge Wnwt je hoofd sterk maken, moge je een scepter ontvangen in de Bark van de Nacht, moge de wegen van de Heer van Alles je getoond worden.
Ho N! Verhef jezelf tot leven voor altijd.
Heil aan jou, N! is wat Isis, Vrouwe van de Woestijnen, zegt.
Wees vooraanstaand in de Heilige Cabine, want zij spreekt uw goede naam uit in de Bark op de dag van de afrekening van de karakters.
Moge jij de hemel doorkruisen als iemand die op zijn troon zit en het hart betreden van hem die jou wil buitensluiten.
Je hebt je hart en het zal niet gegrepen worden door degenen die in strijd zijn.
Ga naar beneden en baad in de lotustank, de Chaos-goden zullen je met hun handen oprichten, de onvergankelijke Sterren zullen bang voor je zijn, degenen die op hun stoelen zitten zullen naar je toe komen, Re zal je aanbidden (sic!) wanneer hij opstaat en toejuichingen zullen je in de Dubbele Poorten worden gegeven door degenen die in Rostau zijn.
Ho N! Verhef uzelf ten leven, want u bent niet gestorven.
Wat betreft hem die zich zal verzetten tegen de maaltijd van Hathor of die zich zal verzetten tegen hetgeen ik vandaag voor Non heb vastgelegd, namelijk een gunst die Geb aan zijn zoon N schenkt, neem (. .) want zuiverheid is van de koning en ik ben je zoon en erfgenaam
Vallen en trillen aan de oostelijke horizon vanwege een geluid van rouw op de Grote Plaats, Isis kreunde enorm en Nephthys huilde om deze god, Heer van de goden, omdat er een samenzwering was om hem op de Grote Plaats te zien door hem die hem kwaad zou doen, veranderde hij zichzelf in een luis en kroop onder zijn flank.
Wees waakzaam, jullie die op de Pure Plaats zijn!
Pas op, jullie die op de Grote Plaats zijn!
Kijk, de god zelf is bang voor de bozen…
Steek een fakkel aan, jullie bewakers van de kamers, jullie goden die in duisternis verkeren, zet je bescherming rond je heer, verdeel de uren voor de Heer van de Witte Kroon tot Horus! komt van On, (zelfs hij) aan wie de grote kronen zijn gegeven.
De scepter van Hem die op de plaats van balseming is, verschijnt, de Bewakers van de Kamers zijn blij, de Groten hebben hun luipaardhuiden ontvangen, de staven staan voor de Grote Plaats, want het is Anubis die in vrede komt, nadat hij als Vizier is verschenen.
Hij zegt:
Bewaak jezelf, jullie wiens gezichten… zijn, die de Zuivere Plaats zien, die in de navolging komen!’ van de Boze, die de uitgelezen plaatsen betreden(?), die hun adem creëren(?) (voor hem), die de dagelijkse offers voorbereiden voor deze grote god, de Heer der goden, die de ncw-slangen wakker maken vanwege hun heren.
Ga, houd de grote vast in het kasteel. binnen de. . .
Vanwege deze god die in de tegenwoordigheid is, opdat hij angst mag zaaien in zijn kasteel, zegt Anubis.
Er is geen geluk in de harten van degenen die in de Aanwezigheid zijn.
Wat er in hun hart wordt gezegd: Er is hem in zijn kasteel letsel toegebracht door hem die hem kwaad wilde doen.
Grijp de Boze die in duisternis verkeert, voer het vonnis uit over zijn bondgenoten en het hart van Hem die de Heilige Loof presideert zal blij zijn als hij de vreugde ziet op de Grote Plaats door Isis, Vrouwe van de Woestijnen.
Zo zei Anubis tegen Osiris: Ontwaak tot leven, observeer uw troonsbestijging en voer het vonnis uit aan hem die u kwaad heeft gedaan.
De hemel is opgeklaard, juichen de Horizonbewoners, wanneer Re opstaat uit de Dubbele Poorten.
De Volgelingen hebben hun handen aan de Chaosgoden gegeven.
Horus, de Beschermer van zijn vader, is blij, de paden naar de poorten zijn vrijgemaakt.
Anubis is in zijn kasteel in dienst van de Heilige Hut, hij legt zijn handen op de Heer der goden, die verheugd is over zijn verschijningen op de tronen van Geb! en die geprezen wordt in Djedu.
Horus, de uitblinker in Khem, verheugt zich over Osiris Onnophris die veilig in het Westen is aangekomen met alle goden in zijn gevolg.
Zie, je staat aan de boeg van de Bark, en een troon in het heiligdom is je gegeven, zie, je bent de koning van de hemel.
Zij die op hun tronen zitten zullen komen!
Tot jou, want jij bent het die over hen heerst, aan jou behoort één van de twee Chaosgoden, aan jouw dubbelganger behoren de rijkdommen in Ninsu, jouw ziel is gevestigd in Djedu, magie en bescherming zijn om je heen verweven in de Heilige Hut, jouw waardigheid is in het Huis van de Tweelingzielen. Opnieuw verschijn je, je kwaad is gezuiverd en je wordt geprezen in het rijk der doden door hen die zich in het Offerveld bevinden, begeef je niet op de wegen van de Messendragers.
De stemmen van hen die zich zouden verzetten, worden verheven, maar hij die in de Schijf is, groet je, zelfs hij die heerschappij uitoefent onder de goden.
Zal ik hier alleen zijn??
Is mijn vader hier bij me??
Is er iemand die zijn broer wil ontvoeren?
Na de Grote Aanmeerplaats??
Kijk, Seth is in zijn eigen gedaante gekomen en heeft gezegd, ik zal het lichaam van de god angst aanjagen, ik zal hem verwonden, ik zal hem afslachten.
Aldus heeft Atum gezegd:
Ontwaak, o Anubis, Heer van Rokeret, vanwege deze god, zoon van de Heer der goden!
Isis heeft haar armen om u heen geslagen zoals ze dat deed voor de Heer van Allen.
Ontwaak, jullie paden! Sta vroeg op, jullie poorten!
De god verschijnt om de edelen te zien die lof brengen in de Heilige Hut, die de god aanschouwen die de rebel verdrijft en die degenen die zeiden hem bang te maken, voor zichzelf opsluit.
De volgelingen in het schip van de Nachtboot verheugen zich, de Oudere Horus is in vreugde, de kronen worden getoond in Pe en Dep wanneer de goden die aan de horizon zijn komen, zij verdrijven de makers van oproer en de kwaaddoeners naar deze god.
Ik ben de zoon van uw zoon, zaad van uw zaad.
O god die oordeelde tussen de strijders, die ik op deze grote hoogte heb geplaatst, zegt de Heer van de Enneade.
Hij heeft mij in de Schijf onderwezen, zodat ik u eer kan bewijzen en uw vijanden voor u kan vellen.
Ho N! Sta op, richt u op, zodat ik u kan zien.
Ik ben Thoth, [zoon van uw] zoon, de god die oordeelde tussen de strijders, houd u niet van mij af.
Ik ben Thoth, zoon van uw zoon, zaad van uw zaad, ik heb u in de Schijf onderwezen, zodat ik u geestachtig kan maken en uw vijanden voor u kan vellen, die in het slachthuis van Khemennu zijn geworpen.